Samenvatting: Strafprocesrecht (2)
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Strafprocesrecht (2)
-
1 Week 1 - het strafproces
-
1.1.1 Werkgroep
-
Wat is het hoofddoel van het strafrecht? Wat zijn de twee nevendoelen?
Hoofddoel: juiste toepassing van het materieel strafrechtrecht- Bewijzen dat de schuldige schuldig is
- En de onschuldige onschuldig
Nevendoelen:- Instrumentaliteit: instrumenten toegepast door de overheid om beleidsdoelen te halen (gebied van criminaliteit)
- Rechtsbescherming: toepassen van instrumenten moet op zo'n manier dat de burger beschermd wordt
-
Wat zijn de vier fasen van het strafprocesrecht?
Opsporing : art.132a Sv onderzoek naarvermeend strafbaar feit- Vroeger pas bij verdenking (art. 27 Sv), nu vaker proactief
Vervolging : beslissing van deOvJ. Betrekken van de rechter in de zaak door dagvaarding (door R-C) Berechting : bij de rechter in dezittingszaal de sanctie bepalenTenuitvoerlegging
-
Welke vijf elementen moet je toetsen bij een wettelijke basis?
- Autoriteit: wie mag deze bevoegdheid inzetten?
- Subject: tegen wie mag deze bevoegdheid worden ingezet?
- Geval: wanneer mag de bevoegdheid worden ingezet?
- Grond: waarom mag de bevoegdheid worden ingezet (in belang van onderzoek)
- Termijn: hoelang mag de bevoegdheid worden ingezet?
- Autoriteit: wie mag deze bevoegdheid inzetten?
-
1.1.2 Hoorcollege
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is het verschil tussen een accusatoir en inquisitoir proces?
Accusatoir: verdachte heeft zelf rechten (Amerika)- Gelijkwaardige partijen
- Lijdelijke rechter
- Formele waarheid
- Mondelinge procedure
Inquisitoir: verdachte is voorwerp van het onderzoek- Actieve rechter
- Materiële waarheid
- Dominantie schriftelijke stukken
-
1.2 Werkgroep - analysevraag
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de vier elementen van de toepassing van Mr. Big? Wat is de juridische grondslag? (Juridisch kader)
Art.126J SvMr . Big:zwijgende verdachte die moet gaanpraten tegenundercover agent (=Mr . Big), wat hij niet eerder heeftverteld Fictieve opgezette criminele organisatie:Mr . Big is hier hethoofd vanBefriending :vriendschappelijke vertrouwensband - In
contracst metinfiltratie : dit is eenzakelijke band in een organisatie die al bestaat - Grote
materiele voor- en nadelen van wel of niet overcrimineel verleden gaan vertellen
-
2 Week 2 - Opsporing (1)
-
2.1.1 Werkgroep
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Welke twee opties zijn er voor het beoordelen van de rechtmatigheid van opsporingsmethoden?
- Expliciet: de opsporingsbevoegdheid is in de wet als zodanig vastgelegd (Mr. Big methode)
- Impliciet: indien expliciet ontbreekt kijk je naar algemeen taakstellende bepalingen.
-
Hoe komt het dat een opsporingsmethode die niet expliciet geregeld in de wet, niet in strijd is met het legaliteitsbeginsel?
Lichte opsporingsmethoden worden niet als zodanig in de wettekst opgenomen, maar de bevoegdheid van de ambtenaren die deze methode toepassen zijn gebaseerd op een wit in formele zin. -
Welke criteria zijn er om de domeinen van opsporing in te kleuren?
Zie afbeelding!
Of er sprake is van een verdachte, wordt bepaald aan het bestaan van een redelijk vermoeden van schuld. Dit wordt getoetst door middel van de OIC-criteria:- Objectiveerbaar (uit feiten & omstandigheden moet het blijken).
- Individualiseerbaar (specifiek op persoon, personen of groep).
- Concretiseerbaar (de verdenking moet gericht zijn op een bepaald strafbaar feit).
Ernstige bezwaren: werd aangenomen bij Stormsteeg omdat er sprake was van schrikreactie, wegrennen en het gebeurde op een locatie waar veel drugs wordt verhandeld. -
Wat is de ratio en functie van het verdachtebegrip?
Hetverdachtebegrip heeft eenwaarborgfunctie .- Instrumentaliteit: mogelijkheden om bevoegdheden toe te passen
- Zorgt ervoor dat
opsporingsambtenaren niet zomaar opstraat tegen iedereendwangmiddelen kaninzetten ; want daarvoor moet sprake zijn van eenverdachte op grond van art. 27 Sv. - Rechtsbescherming: iemand die als
verdachte wordt aangemerkt krijgt extrarechten .
-
2.1.2 Hoorcollege
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat houdt opsporing in en wanneer vangt dit aan?
Opsporing (art. 132a Sv): onderzoek in verband met strafbare feiten, onder gezag van OvJ met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen- Onderzoek in verband met strafbare feiten (verdenking KAN, hoeft niet)
- Onder gezag van OvJ
- Met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden