Werboek I - Dwangmiddelen - Aard, doelen en soorten van dwangmiddelen
25 belangrijke vragen over Werboek I - Dwangmiddelen - Aard, doelen en soorten van dwangmiddelen
Wat is de keuze van wetgever geweest op grond van voorstellen projectgroep 'strafvordering 2001'?
Dat belang onderscheid tussen dwangmiddelen en opsporingsbevoegdheden heeft 'afgedaan'.
Dit heeft geleid tot geïntegreerde regeling van opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen in het wetboek..
Daarbij is aard opsporingsactiviteit niet van belang.
Wat zijn de kenmerken van dwangmiddelen/opsporingsbevoegdheden?
1. uitgeoefend zonder toestemming verdachte
text-decoration Consequentie: geen sprake van dwangmiddel als betrokkene vrijwillig handeling verricht/ondergaat
2. er wordt inbreuk gemaakt op mensenrechten
text-decoration Uitgangspunt: dat toestemming betrokkene karakter van inbreuk op grond- of mensenrecht wegneemt.
Is een verhoor een dwangmiddel/opsporingsbevoegdheid?
Wetgever heeft verhoor naar alle waarschijnlijkheid niet als zodanig gezien, maar veeleer als bijzonder soort van gesprek.
Bepaling die bevoegdheid verleent ontbreekt dan ook.
Verhoor wordt wel als opsporingsbevoegdheid aanvaard
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Waaraan hoeft niet te zijn voldaan als burger toestemming geeft voor handeling (dwangmiddel)?
Juist omdat er dan (geen) sprake meer is van een dwangmiddel, hoeft niet te zijn voldaan aan:
a. voorwaarden
b. vormvereisten
Maar als dwang niet noodzakelijk is, moet toepassing daarvan zoveel mogelijk achterweg blijven. Dit houdt verband met het subsidiariteitsbeginsel (bijv. art. 163, lid 4 WVW: vragen/bevolen) (zie blz. 173).
Toestemming werkt dus als het ware als rechtvaardigingsgrond voor activiteiten die anders inbreuk opleveren op grondrechten. Brengt mee dat dan geen inbreuk op iemands grondrecht wordt gemaakt.: burger heeft door verlenen toestemming daarvan afstand van gedaan.
Wat is het verschil in oude wetgeving en nieuwe wetgeving mbt binnentreden woning?
Bij binnentreden woningen was vroeger pas sprake van inbreuk op huisrecht als dit geschiedde tegen wil bewoner (art. 12-oud Gw en art. 120-oud Sv).
In Awbi en art. 12 Gw wordt gesproken van 'zonder toestemming'.
Dit is een strenger criterium dan tegen de wil.
Dat onder huidige wetgeving toestemming moet worden gevraagd, en onder oude wetgeving was voldoende dat niet van bezwaar bleek.
Is het dan niet erg aantrekkelijk voor politie en justitie om te proberen toestemming te verkrijgen?
Behoren aan die toestemming geen hoge eisen te worden gesteld, nu het gaat om situaties waarin burger staat tov overheidsfunctionaris en hij daarom geneigd zal zijn onder druk van de situatie 'toestemming' te geven?
Hoge eisen worden in het algemeen niet gesteld aan toestemming burger.
Wordt betrekkelijk spoedig geacht te zijn verkregen.
Maar toestemming mag niet onder ongeoorloofde pressie zijn verkregen.
In literatuur bestaat kritiek op huidige stand van zaken.
Mening dat degene die afstand doet van zijn recht op de hoogte moet zijn van bestaan en inhoud van dat recht.
Is de toestemming die de verdachte geeft voor bijv. bloedproef of ademanalyse op grond van WVW niet in wezen 'onvrijwillig'?
Als verdachte geen toestemming geeft, komt aan bepaalde ambtenaren bevoegdheid toe verdachte te bevelen bloedonderzoek te ondergaan. Weigering is strafbaar. Aan vrijwilligheid toestemming kan worden getwijfeld nu verdachte toestemming heeft gegeven met mogelijkheid van bevel in vooruitzicht.
Wat is de mening van verschillende auteurs mbt gegeven van vrijwillige toestemming door verdachte?
Hoe denkt de rechtspraak over dit standpunt?
Burger die door opsporingsambtenaar om toestemming wordt gevraagd voor onderzoek dat grondrecht raakt meestal slechts onder druk van omstandigheden gegeven, zodat toestemming in deze zin altijd onvrijwillig zou zijn.
text-decorationNB: dat standpunt wordt , zo algemeen, niet door rechtspraak gedeeld.
Aangenomen moet worden dat burgers niet vrijelijk beschikken over alle grondrechten.
Toestemming rechtvaardigt inbreuken op?
Wat zegt de rechtspraak Eur.Hof hierover?
a. lichamelijke integriteit (bloedproef)
b. (waarschijnlijk) persoonlijke vrijheid en veiligheid (art. 5 EVRM)
EHRM 18 nov. 1970 (blz. 174)
EHRM 27 febr. 1980 (blz. 174)
Vrijheidsbeneming met toestemming betrokkene desondanks schending van art. 5 EVRM.
Verzoeken van politie aan grotere groepen mensen om vrijwillig medewerking te verlenen aan onderzoek naar vingerafdrukken of wijze van schrijven. Kan medewerking van iemand nog wel vrijwillig worden genoemd als vóór hem meesten al hebben meegewerkt?
Vraag: of van iemand die liever niet meewerkt, wel kan worden gezegd dat hij vrijwillig toestemming verleent wanneer hij geen andere keus heeft, omdat voor rest in het dorp wél iedereen meewerkt?
Rechtspraak (blz. 175):
Is dit geen beletsel voor aannemen vrijwilligheid.
Literatuur
Vraagtekens bij gezet.
Dwangmiddelen kunnen worden onderscheiden naar grondrechten.
Geeft een indeling.
Artikel 15 Gw (vrijheidsontneming)
- aanhouden
- inverzekeringstelling
- voorl.hts.
Artikel 13 Gw (brief-, telefoon-, telegraafgeheim)
- afluisteren telefoongesprekken
- uitlevering ter inbeslagneming van post
Artikel 12 Gw (binnentreden woning)
- binnentreden woning tegen wil bewoner
Artikel 11 Gw (onaantastbaarheid menselijk lichaam)
- onderzoek aan lichaam
Artikel 10 Gw (eerbiediging en bescherming persoonlijke levenssfeer)
- doorzoeking
- inbeslagneming
Is de indeling naar grondrechten niet afhankelijk van min of meer toevallige afbakening van de grondrechten?
Jazeker. Waar Ned. Grondwet 5 afzonderlijke bepalingen kent, kent het EVRM en IVBPR er maar 2 (of 3):
Artikel 5 EVEM/art. 9 IVBPR (recht op persoonlijke vrijheid en veiligheid
Artikel 8 EVRM/art. 17 IVBPR (recht op eerbiediging persoonlijke levenssfeer)
(uitzonderlijke gevallen) Artikel 3 EVRM/art. 7 IVBPR (folterverbod)
Waarom is indeling van dwangmiddelen naar grond- of mensenrecht van belang?
Omdat zij er ons van doordringen dat regeling van dwangmiddel in Sv of bijzondere wet niet afzonderlijk moeten worden gezien maar in samenhang met een bepaald grond- of mensenrecht.
Welke medewerkingsplichten bestaan voor een getuige die bij niet-naleving strafrechtelijk gesanctioneerd kunnen worden?
a. getuige is verplicht voor rechter te verschijnen en naar waarheid verklaring af te leggen
(art. 217, 294 en 192, 207 en 444 Sr)
b. zijn verschijning kan fysiek worden afgedwongen: rechter kan bevel tot medebrenging geven alsook bevel tot
inverzekeringstelling
c. hij kan worden gegijzeld wanneer hij ten onrechte geen antwoord geeft op hem gestelde vragen (art. 221 e.v. Sv)
HR 11 nov. 1948 (Piet Geus) (blz. 177)
In opsporingsonderzoek kan getuige staande worden gehouden.
Wat valt op als men getuige vergelijkt met deskundige of tolk?
Deskundige en tolk kunnen niet wanneer zij niet aan hun verplichtingen voldoen
(art. 234, 275, 276 en 299 Sv):
a. in verzekering worden gesteld
b. gegijzeld
Kunnen dwangmiddelen (som) ook een persoon betreffen die niet hoedanigheid heeft van verdachte/getuige?
R-C kan bevelen dat iemand tav wordt vermoed dat hij sporen van strafbare feit aan lichaam of kleding draagt, zijn lichaam of kleding wordt onderzocht (art. 195, lid 3 Sv).
Bij anderen dan verdachte/getuige kunnen ook plaatsvinden:
a. doorzoeking
b. inbeslagneming
Wat is de meest aannemelijke verklaring voor opschrift Titel IV: 'Enige bijzondere dwangmiddelen'?
Waarschijnlijk heeft wetgever daarmee door gebruik van woord:
1. Enige
Tot uitdrukking willen brengen dat er nog andere bijzondere dwangmiddelen - op andere plaatsen dan wetboek zijn.
2. Bijzondere dwangmiddelen
Dat in het algemeen geen dwang op verdachten en getuigen mag worden uitgeoefend tenzij op grond van bijzondere omstandigheden noodzakelijk is.
Ivm dwangmiddelen sprake geweest van verschillende rechtsbronnen. Sv, Gw, verdragen en bijzondere wetten. Daarnaast is er rechtspraak.
Kan er iets in het algemeen worden gezegd over belang van verhouding tussen deze verschillende bronnen bij bestudering regeling dwangmiddelen?
text-decorationUitgangspunt: WvSv (1926):
1. Wijziging Wetboek
- nieuwe dwangmiddelen/opsporingsbevoegdheden
2. Toename aantal bijzondere wetten
Wetboek sindsdien als exclusieve bron strafprocesrecht aan om verschillende redenen aan betekenis ingeboet.
Door intensivering verkeer en opkomst verzorgingsstaat => grote hoeveelheid ordeningswetgeving. In deze wetgeving werden speciale bevoegdheden aan ambtenaren toegekend en extra opsporingsbevoegdheden aan opsporingsambtenaren gegeven.
Was het niet overzichtelijker geweest als wetgever opsporingsbevoegdheden die op bepaalde terreinen kennelijk nodig worden geacht in WvSv had opgenomen?
Weliswaar bepaalt art. 107 Gw: dat wet o.a. strafprocesrecht in algemeen wetboek regelt, maar daaraan is toegevoegd clausule: behoudends bevoegdheid tot regeling van bepaalde onderwerpen in afzonderlijke wetten.
Wet boek zou onoverzichtelijk worden.
Verhouding wetboek-bijzondere wet
Inhoudelijke vraag die wetgever zich telkens zou moeten stellen, nl. of in leven roepen van bevoegdheid die ruimer is dan wetboek gegeven bevoegdheid wel juist en noodzakelijk is.
Wat beoogde Wet Herziening gvo te bewerkstelligen?
Beoogde centrale positie van Wetboek tov bijzondere wetten te herstellen.
Dat gebeurde niet door bevoegdheden in bijzondere wetten aan te passen aan die van WvSv maar eerder omgekeerd.
Zie art. 96 Sv (blz. 179)
In twee opzichten valt te wijzen op relativering belang WvSv mbt rechtsbescherming burger.
Leg uit?
1. invloed mensenrechtenverdragen
In verband met dwangmiddelen van belang bepalingen:
- art. 3 EVRM/art, 7 IVBPR (verbod van foltering en andere onmenselijke of vernederende behandeling)
- art. 8 EVRM/art. 17 IVBPR (recht op eerbiediging van persoonlijke levenssfeer)
- art. 5 EVRM/art. 9 IVBPR (recht op persoonlijke vrijheid en veiligheid)
- onder omstandigheden: art. 6 EVRM/art. 14 IVBPR (recht op eerlijke berechting)
2. toegenomen belang van de rechtspraak
Op grond waarvan hebben de bepalingen van het EVRM en IVBPR een hoge status als rechtsbron?
Omdat art 94 Gw zegt: dat binnen Ned. geldende wettelijke voorschriften geen toepassing vinden indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
Wie worden geroepen tot interpretatie van verdragsbepalingen?
1. Eur. Hof (EVRM)
2. VN-Comité (IVBPR)
3. Ned. rechter
Wat heeft de Grondwetsherziening van 1983 tot gevolg gehad?
Dat in hfd. 1 aantal grondrechten is opgenomen die o.a. in verband met opsporingsbevoegdheden van belang zijn
- recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (art. 10 Gw)
- recht op lichamelijke integriteit (art. 11 Gw)
- huisrecht (art. 12 Gw)
- brief-, telefgraaf- en telefoongeheim (art. 13 Gw)
- recht om niet willekeurig van zijn vrijheid te worden beroofd (art. 15 Gw)
Hoewel het rechter verboden is om in grondwettigheid van wetten te treden vloeiden uit deze bepalingen enige consequenties voort: verschillende bepalingen vereisten regeling bij wet in formele zin waar deze voorheen niet noodzakelijk was, danwel afzonderlijke regeling eisten.
Waarom is sinds invoering WvSv (Ned.) rechtspraak steeds belangrijker geworden?
Dat hangt samen met inhoudelijke soberheid wetboek
Door maatschappelijke ontwikkelingen
Er zijn vormen van criminaliteit en opsporingsmethoden ontwikkeld waarmee wetgever 1926 geen rekening heeft kunnen houden.
Factor die toename hoeveelheid rechtspraak mbt dwangmiddelen kan verklaren:
text-decorationHR: uitgangspunt (blz. 180):
dat onrechtmatig verkregen bewijs (onder omstandigheden) niet voor bewijs kan worden gebruikt.
Bovendien komt toegenomen invloed van internationale mensenrechtenverdragen ook in Ned. rechtspraak tot uiting.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden