Startpagina / Samenvattingen / Strafprocesrecht / verdacht-voorzitter-terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting - Het horen van de verdachte

4 belangrijke vragen over Het onderzoek ter terechtzitting - Het horen van de verdachte

In welk artikel staat het nemo tenetur-beginsel?

Art. 6 EVRM. Verdachte heeft recht om zichzelf niet te belasten, op moment dat hij gehoord wordt. Wordt gekoppeld aan onschuldpresumptie: the right to remain silent. Voorzitter vermaant de verdachte direct tijdens onderzoek ter terechtzitting dat hij niet tot antwoorden verplicht is, art. 273 lid 2 Sv. Als dit wordt verzuimd, is de onderzoek ter terechtzitting nietig, tenzij de verdachte daardoor redelijkerwijs niet in zijn verdediging kan worden geschaad.

Wanneer wordt de verdachte ondervraagd?

Direct nadat de OvJ de zaak heeft voorgedragen (art. 284 en 286 Sv).

Waartoe strekt het verhoor als de verdachte ontkent?

Vooral toe strekken, de verdachte te confronteren met de info die erop wijst dat hij wel de dader zou kunnen zijn. De verdachte kan van zijn zwijgrecht gebruikmaken, hij kan ook proberen de info die tegen hem pleit te ontzenuwen.

Wat is van belang bij ontkennende verdachte over de houding van de voorzitter/rechters?

Van groot belang dat noch de voorzitter, noch een der rechters op terechtzitting blijk geeft van enige overtuiging omtrent schuld of onschuld v.d. verdachte, art. 271 lid 2 Sv. De rechter moet daadwerkelijk met een open houding naar aanwijzingen van schuld en onschuld kijken. Eerdere bekentenissen blijven van grote waarde, als verdachte daarin info heeft gegeven die alleen de dader lijkt te kunnen hebben. Is dat het geval, dan zal het verhoor zich mede richten op vraag of verdachte daarvoor verklaring kan geven.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

Strafprocesrecht | 9789038708355 | J M van Bemmelen, et al

Bekijk samenvatting