Werboek I - Dwangmiddelen - Betreden van plaatsen, schouw, rondkijken en doorzoeken
39 belangrijke vragen over Werboek I - Dwangmiddelen - Betreden van plaatsen, schouw, rondkijken en doorzoeken
Wanneer vindt het binnentreden van woningen plaats?
1. ter inbeslagneming
2. andere redenen
Voor welke doeleinden kunnen bevoegdheden tot het betreden van plaatsen worden uitgeoefend?
Bevoegdheden tot het betreden van plaatsen kunnen zijn:
1. opsporingsbevoegdheden
2. toezichthoudende bevoegdheden
-art. 552 Sv (lokaliteit handelaar/opkoper)
- art. 20 WED (binnentreding)
Bevoegdheden kunnen zijn gegeven voor:
1. beperkte categorie van plaatsen
2. algemene plaatsen
Tussen welke bevoegdheden moet in het kader van strafvordering onderscheid worden gemaakt?
1. algemene betredingsbevoegdheden
- art. 9, lid 1, onder a, Opiumwet (toegang tot vervoermiddelen en plaatsen)
2. specifieke betredingsbevoegdheden
a. afzonderlijk geformuleerd
b. uitdrukkelijk geformuleerd
c. besloten liggen in andere, verder strekkende bevoegdheden
- art. 96 Sv (doorzoeking vervoermiddel)
Ook al is doel tamelijk ruim
text-decorationVoorwaarde:
a. ontdekking op heterdaad, of
b. verdenking misdrijf art. 67, lid 1 Sv
- art. 151 Sv
- art. 192 Sv
- art. 202, 212, 234 Sv (verhoor verhinderde verdachte/getuige/deskundige)
Soms ligt bevoegdheid tot betreden plaatsten opgesloten in o.a. doorzoeken ter inbeslagneming (art. 97 e.v. 11o Sv),
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wanneer beschikt een opsporingsambtenaar over bevoegdheid doorzoeken vervoermiddel?
1. ontdekking op heterdaad, of
2. misdrijf art. 67, lid 1 Sv
Art. 96b Sv
Welke diverse bijzondere wetten bevatten specifieke bevoegdheden tav vervoermiddelen?
- art. 51 WWM (onderzoek vervoermiddelen)
- art. 9, lid 1, aanhef, en onder a, Opiumwet (toegang tot vervoermiddelen en plaatsen)
Waar wordt de schouw in de wet geregeld?
a. ott (art. 318)
b. gvo (art. 192 en 193 Sv)
c. opsporingsonderzoek (art. 150 en 151 Sv)
Een door de rechtbank gehouden schouw maakt onderdeel uit van ....?
Wat kan de rechtbank zonder meer betreden ... waaronder ...?
Onderzoek ter terechtzitting.
Rechtbank kan zonder meer elke plaats betreden, waaronder woning tegen wil bewoner.
Kunnen op de plaats van de schouw ook voorwerpen in beslag worden genomen?
Vanwege algemene inbeslagnemingsbevoegdheid voor opsporingsambtenaar (art. 96 Sv) en R-C (art. 104 Sv); telkens met inachtneming van betreffende voorwaarden mogen op grond van leerstuk van voortgezette bevoegdheid voor inbeslagneming vatbare voorwerpen in beslag worden genomen.
Leg de algemene inbeslagnemingsbevoegdheden uit voor opsporingsambtenaar, R-C en rechtbank.
Opsporingsambtenaar heeft algemene inbeslagnemingsbevoegdheid op grond van:
- art. 96, lid 1 Sv
- aantal bijzondere wetten
R-C heeft eveneens algemene inbeslagnemingsbevoegdheid
- binnen gvo vindt inbeslagneming slechts plaats door R-C die enig onderzoek in zaak verricht (art. 104 Sv)
Aan rechtbank is géén inbeslagnemingsbevoegdheid toegekend
Wanneer kan het verstrekken van een verslag tot binnentreden tijdelijk worden uitgesteld/achterwege gelaten?
In het belang van
1. strafvordering - tijdelijk uitgesteld
2. nationale veiligheid - achterwege gelaten
Als de wet zulks bepaald.
Wat dient degene die in beginsel binnentreedt te doen?
1. voorafgaand legitimeren
2. doel vermelden
Wanneer gelden de verplichtingen van art. 1, lid 1 Awbi slecht voor zover naleving in vermelde omstandigheden kan worden gevergd?
a. gevaar
b. strafvordering schaadt
c. misdrijven met voorl.hts.
Art. 1, lid 2 Awbi
Wat is het gevolg van het feit dat art. 96 Sv de bevoegdheid tot betreden woning in sluit?
Het zet niet Awbi aan de kant.
Als het aan de orde is moet worden nagegaan of aan eise Awbi wordt voldaan.
Dit houdt voor gewone opsporingsambtenaren in:
- machtiging binnentreden (hulp)OvJ
Dit houdt voor hulp-OvJ in:
- dat hij machtiging moet hebben van OvJ
Hulp-OvJ kan wel tot binnentreden woning worden gemachtigd door andere functionarissen (art. 3, lid 1 Awbi).
- OvJ
- Hulp-OvJ
Bedoeling machtigingseis: uitoefenen toezicht.
Art. 3, lid 1 Awbi.
Brengt eis dat, buiten de gevallen waarin zonder toestemming kan worden binnnengetreden, sprake moet zijn van toestemming, mee dat bewoners uitdrukkelijk om toestemming moet worden gevraagd?
Nee (zie MvA (blz. 245)
Artikel 1 l id 2 Awbi vemeldt enkele uitzonderingen op eis van voorafgaande legitimatie en mededeling van doel binnentreden. Kunt u nadere toelichting geven op omschrijving van de uitzonderingen?
1. gevaar - gewapend persoon waarvan moet worden aangenomen dat hij van wapen gebruik zal kunnen maken
2. feitelijke ommogelijkheid - niemand thuis aantreffen / bewoner niet kan/wil reageren
3. opsporing wordt geschaadt - bewijsmateriaal uitwissen of vernietigen; vaak misdrijven die ernstig gevaar opleveren (Opiumdelicten/ vermogensdelicten/computerdelicten/vluchtgevaarlijke verdachte)
Hier geldt dat: verplichtingen gelden slechts voor zover naleving ervan onder die omstandigheden kan worden gevergd.
Art. 12 Gw verplicht niet tot sytsteem van lastgeving of verlening van machtigingen. Waarom is in Awbi desondanks voor dergelijk systeem gekozen?
MvT:
Afschaffing van hiudige systeem zou er toe leiden dat betrokken ambtenaren, indien hun toegang tot woning wordt ontzegd, onder bepaalde voorwaarden dadelijk en op eigen gezag zich toegang kunnen verschaffen.
Afschaffing wordt gezien als strijd met - ook internationaal rechtelijke - bescherming rechten en vrijheden burger.
Voordeel huidige systeem is dat doorgaans niet bij uitvoering van binnentreden rechtstreeks betrokken autoriteit kan toetsen, of inbreuk op huisrecht in onderhavige geval gerechtvaardigd is.
Kan degene die bevoegd is tot geven machtiging niet meer zelf binnentreden zonder machtiging van andere persoon die tot geven daarvan bevoegd is?
HR 26 juni 1984 (blz. 247)
HR heeft binnentreden op grond van aan zichzelf uitgeschreven machtiging geaccepteerd.
Is voor de term machtiging gekozen om aan te geven dat ambtenaar niet verplicht is tot binnentreden?
a. is één reden
text-decorationMvT
b. bewoner toestemming verleent
c. aanleiding binnentreden vervalt
d. binnentreden onvoorziene problemen oplevert
e. degene die machtiging afgeeft in hiërarchisch opzicht niet meerdere hoeft te zijn van degene aan wie machtiging wordt
gegeven
Welke betekenis heeft art. 9 Awbi?
In sommige gevallen kan slechts worden binnengetreden als toegang tot woning wordt geforceerd. Met oog hierop bevatten aantal wetten bepaling dat degene die bevoegd is tot binnentreden, hulp sterke arm kan inroepen.
Voor opsporingsambtenaren zijn deze bepalingen naast art. 146, lid 2 Sv overbodig.
Om te voorkomen dat wetten waarin andere dan opsporingsambtenaren (rechters, toezichthoudende ambtenaren) bevoegdheid wordt toegekend zonder toestemming woning te betreden, zou dit telkens in desbetreffende bepaling moeten worden opgenomen.
Voor zover deze hulp meebrengt dat anderen in woning moeten binnentreden, dient voldaan te zijn aan art. 8, lid 2 Awbi
Het huisrecht is aspect van het recht op bescherming van persoonlijke levenssfeer dat in art. 8 EVRM is neergelegd.
Welke eisen worden gesteld aan doen van afstand van EVRM opgenomen recht?
Toelaten van binnentredn ambtenaar in woning kan niet anders worden gezien dan het doen van afstand van een grondrecht.
EHRM 12 febr. 1985 (Colozza-zaak) (blzl. 247)
Overwoog Hof in algemene termen (..)
Hof maakt geen onderscheid tussen verschillende rechten, waar het gaat om doen van afstand.
Aan eisen Hof lijkt niet te zijn voldaan wanneer uit afwezigheid bezwaar op zich niet wordt afgeleid dat bewoner afstand doet van zijn huisrecht.
Wat is doorzoeking?
En hoe heette dit vroeger?
text-decorationDoorzoeking = uitoefening van bevoegdheid niet gekoppeld aan bepaalde plaats (huis/woning), maar dat het hierbij gaat om bepaalde (namelijk intensieve) wijze van zoeken.
HR (blz. 246)
In zaak waarin enkele dozen waren verschoven om toegang tot daarachter gelegen deur vrij te maken en vervolgens daarachter gelegen ruimte te betreden, oordeelde HR dat er geen sprake was van doorzoeken.
Wie is de centrale autoriteit van doorzoekingsbevoegdheid?
En waar is dat van afhankelijk?
Afhankelijk van plaats die wordt doorzocht
1. vervoermiddel - opsporingsambtenaar (voor zover niet als woning is aan te merken)
2. andere plaatsen dan woning en kantoor van geheimhouder - OvJ
3. woning en kantoor van geheimhouder - R-C
Doorzoeking woning/kantoor van functioneel verschoningsgerechtigde (art. 218 Sv) is losgekoppeld van gvo (art. 110 Sv0>
Onder wiens leiding vindt in beginsel doorzoeking plaats?
In beginsel is het R-C onder wiens leiding woning doorzocht moet worden.
(hulp)OvJ slechts bij uitzondering tot spoeddoorzoeking woning bevoegd.
R-C moet dan voorafgaande aan doorzoeking (hulp)OvJ daartoe gemachtigd hebben.
Dat kan zonder gvo wordt gevorderd.
NB: er bestaat niet langer een onderscheid tussen spoeddoorzoeking tijdens en buiten gvo.
(hulp)OvJ kan parallel aan gvo spoeddoorzoeking (art. 96 en 97) verrichten.
Wat was het probleem mbt tot spoeddoorzoeking in art. 97 (oud) Sv?
Eiste dat OvJ daarvoor vordering tot gvo moest doen.
Als het gvo al loopt is dat niet meer goed mogelijk.
Wat mag een ambtenaar die bevoegd is (art. 96 Sv) een plaats (al dan niet woning) te betreden niet?
Hij is bevoegd tot betreden van een plaats, maar niet tot doorzoeken ervan (art. 96 Sv).
Moet zich beperken tot zoekend rondkijken.
Alles wat verder dan zoekend rondkijken is aan te merken als doorzoeken.
Als hij vreest dat voor inbeslagneming vatbare voorwerpen worden weggemaakt; terwijl hij niet mbt doorzoeken plaats mag opsporen, kan hij de situatie ter plaatse 'bevriezen' = ordemaatregelen treffen (art. 124 en 125 Sv)
Welke eisen worden gesteld aan doorzoeking vervoermiddelen ter inbeslagneming (art. 96b Sv)?
Omdat het om tamelijk ingrijpend dwangmiddel gaat, geldt als alternatieve voorwaarde dat sprake moet zijn van:
1. heterdaad, of
2. redelijk vermoeden misdrijf (art. 67, lid 1 Sv)
Waartoe is een opsporingsambtenaar bevoegd mbt doorzoeken vervoermiddel?
Het vervoermiddel te doorzoeken en zich daartoe toegang te verschaffen (art. 96b, lid 1 Sv)
Hij kan daartoe (art. 96b, lid 2 Sv):
a. voertuig tot stilstand brengen
b. naar door hem aangewezen plaats overbrengen
Wat wordt uitdrukkelijk uitgesloten voor de opsporingsambtenaar mbt doorzoeken vervoermiddel?
Dat hij het woongedeelte van het vervoermiddel doorzoekt zonder toestemming(art. 96, lid 1 Sv).
Voor het betreden van dat gedeelte moet hij te rade gaan bij art. 96, lid 1 Sv.
Is hij ter plaatse dan kan hij situatie aldaar bevriezen totdat bevoegde autoriteit is gearriveerd:
(Hulp)OvJ (art. 97 Sv) en R-C (art. 110 Sv)
Of dat bijzondere wet bevoegdheid verleent.
Wie is centrale autoriteit voor:
Doorzoeking van plaatsen muv vervoermiddelen, woningen en kantoren van geheimhouders?
OvJ (art. 96c, lid 1 Sv).
Bij bedoelde plaatsen moet gedacht worden aan plaatsen genoemd in artt. 318 en 319 Sv (muv van: woning, beroeps- en bedrijfsruimten (zoals winkels, kantoren, banken, cafés, koffiehuizen, openbare gebouwen).
Wie is centrale autoriteit voor:
Spoeddoorzoeking plaatsen (muv woning en kantoor geheimhouder)?
Hulp-OvJ.
text-decorationVoorwaarde: dringende noodzakelijkheid.
Hulp-OvJ mag krachtens deze bepaling niet:
a. woning betreden (wel krachtens art. 96 Sv i.v.m. art, lid 1 Awbi
b. woning doorzoeken, waarin krachtens art. 96, lid 1 Sv (of krachtens andere bepalingen) bevoegd is binnengetreden.
Wie mag slechts bij wijze van uitzondering in kader art. 96c, lid 2 Sv (doorzoeken van plaatsen) spoeddoorzoeking leiden?
Hulp-OvJ.
Daartoe moet hij in beginsel wel door OvJ - voorafgaand aan doorzoeking - gemachtigd zijn.
Desnoods mag in uitzonderlijke gevallen machtiging nog 3 dgn. na doorzoeking worden verleend.
Als machtiging niet tevoren is verstrekt en OvJ na doorzoeking weigert deze af te geven, dan dient OvJH er zorg voor te dragen dat gevolgen van de doorzoeking zoveel mogelijk ongedaan worden gemaakt.
Waarom zal niet zo snel sprake zijn voor Hulp-OvJ van spoedeisendheid van spoeddoorzoeking?
Vanwege feit dat hulp-OvJ situatie ter plaatse kan bevriezen (art. 96c, lid 4 jo art. 96, lid 2 Sv).
Wie mag een spoeddoorzoeking woning doen en wat zijn de voorwaarden?
Door OvJ of hulp-OvJ (art. 97 Sv).
Voorwaarden:
- R-C moet machtiging verlenen; dit kan buiten gvo om
- machtiging R-C dient voorafgaande aan spoeddoorzoeking te worden verleend en in beginsel schriftelijk en slechts bij
uitzondering mondeling (telefonisch) kan worden verleend
Als R-C machtiging mondeling verleent, laat hij meestal p-v opmaken waarin hij verantwoording aflegt (ipv schriftelijke machtiging).
Welke eisen stelt de wet aan machtiging tot doorzoeking woning?
Wat moet R-C in de beschikking opnemen?
Deze machtiging dient met redenen te zijn omkleed.
In de beschikking dient R-C feiten en omstandigheden te vermelden waaruit kan worden afgeleid dat aan gestelde voorwaarden (art. 97, lid 1 Sv) is voldaan => hij is degene die dringende noodzakelijkheid toetst.
Wat houdt de dubbele machtigingseis in die de wetgever niet heeft willen stellen aan Hulp-OvJ mbt doorzoeken plaatsen?
Bedoelde machtiging van R-C strekt tot doorzoeken van de plaats, maar niet tot het betreden van de plaats.
Overigens behoort R-C niet tot autoriteit die krachtens art. 3 Awbi machtiging in zin Awbi kan verlenen.
Wetgever wilde geen dubbele machtigingseis. Daarom is bepaalt dat hulp-OvJ naast machtiging tot doorzoeken, niet nog aparte machtiging (art. 2 Awbi) tot betreden woning nodig heeft.
Welke artikelen zijn van belang voor doorzoeking van een woning of het nu om spoeddoorzoeking gaat of niet?
- - art. 98 Sv (inbeslagneming en doorzoeking bij geheimhouders)
- art. 99 Sv (indien mogelijk dient ambtenaar bewoner of bij diens afwezigheid wel aanwezige huisgenoten in gelegenheid te
stellen zich uit te laten omtrent in beslag te nemen voorwerp en het vrijwillig ter inbeslagneming af te geven)
- art. 99a Sv (verdachte bevoegd is zich door raadsman tijdens doorzoeken van plaatsen te doen bijstaan, zonder dat
daardoor doorzoeking wordt opgehouden)
Wat houdt de leiding van de R-C in bij:
Doorzoeking door R-C van plaatsen, met inbegrip van woningen en kantoren van geheimhouders (art. 110 Sv)?
1. dat R-C maatregelen treft met oog op zijn bereikbaarheid
2. ervoor zorgt dat doorzoeken van plaats zonder stoornis kan verlopen (art. 124, lid 2 Sv)
3. dat hij opdrachten geeft omtrent wijze waarop plaats dient te worden doorzocht
4. aangeeft in welke gevallen tijdens doorzoeken van plaats contact met hem opgenomen dient te worden
Jurisprudentie (blz. 252)
Dat R-C niet voortdurend aanwezig behoeft te zijn.
text-decorationNB: van getroffen maatregelen dient R-C in het p-v rekenschap af te leggen.
HR heeft aan art. 12, lid 2 Gw, zoals deze bepaling luidde vóór grondwetswijziging van 1987, geen rechtstreekse werking toegekend op de grond dat?
Art. 9, lid 4 Opiumwet eis van voorafgaande legitimatie en mededeling niet stelt, het daarin bepaalde in strijd was met de verandering in de Gw, zodat deze bepaling gehandhaafd bleef.
Noem 3 uitzonderingen die art. 1, lid 2 Awbi maakt op eis van:
1. voor afgaande legitimatie, en
2. mededelingen van doel binnentreden
text-decorationUitzonderingen:
1. gevaar
2. feitelijke onmogelijkheid
3. strafvordering geschaadt van misdrijven met voorl.hts.
1. gevaar
2. feitelijk onmogelijk
3. strafvordering schaadt tav misdrijven voorl.hts.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden