Stof Huwelijksvermogensrecht en het partnerbegrip

10 belangrijke vragen over Stof Huwelijksvermogensrecht en het partnerbegrip

Ronald en Maria zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. Zij komen overeen, dat de langstlevende bij het overlijden van een van de echtgenoten de hele gemeenschap toekomt. Is bij het overlijden van de langstlevende sprake van een erfrechtelijke verkrijging? Geef daarvoor de grondslag.

Ja. Art. 11 lid 4 SW. Het laatstgenoemde artikel geldt niet alleen bij een vennootschap!

Kunnen echtgenoten staande huwelijk met elkaar overeenkomen wie bij ontbinding welk deel van de gemeenschap toekomt? Noem de grondslag. Is in beginsel sprake van een schenking wanneer man en vrouw staande huwelijk van uitsluiting overgaan naar algehele gemeenschap van goederen? Noem de arresten.

Ja. Art. 1:100 lid 1 BW. Nee. BNB 1959/122 en BNB 1971/95.

Noem de vier mogelijke overgangen krachtens huwelijksvermogensrecht.

1. Aangaan van huwelijk in (beperkte) gemeenschap van goederen (boedelmenging)
2. Verdeling van huwelijksgemeenschap bij het aangaan van huwelijksvoorwaarden staande huwelijk
3. Verdeling van huwelijksgemeenschap bij het einde van het huwelijk door echtscheiding
4. Verdeling van huwelijksgemeenschap bij het einde van het huwelijk door overlijden
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Noem de voorwaarden wil civielrechtelijk sprake zijn van een schenking (Kleijn).

1. De verrijking van de één ten koste van de ander;
2. Vrijgevigheid: de aanwezigheid van een bevoordelingsbedoeling.

Bij een echtscheiding neemt de vrouw voor lief dat de man een groter deel van de huwelijksgemeenschap krijgt. Hij heeft immers altijd de onderneming gedreven en zij voelt zich zeer bezwaard om meer te krijgen. Vormt een dergelijke verdeling een schenking? Welk aspect van de schenking is dubieus? Noem het relevante arrest.

Ja. Vrijgevigheidsaspect (de echtgenote meende dat op haar een morele plicht rustte, de HR nam geen natuurlijke verbintenis aan). NJ 1995/577 (ongelijke delen).

Volgens de arresten van de Hoge Raad uit 1959 (BNB 1959/221) en 1971 (BNB 1971/95) is de overgang van het stelsel van uitsluiting naar de wettelijke gemeenschap géén schenking. Noem de twee criteria die de Hoge Raad noemde waarom geen sprake was van een schenking. Leg beide criteria uit.

Het criterium van de onvoltooide waardeverschuiving en het realiseerbaarheidscriterium. Door het aangaan alléén is nog geen sprake van een waardeverschuiving. Bovendien bestaat tijdens de gemeenschap nog geen realiseerbaar voordeel. Sonneveldt is niet overtuigd (NTBR 2007/2).

Vormt de overgang van 'koude' uitsluiting naar algehele gemeenschap van goederen een schenking? Wat zegt de Hoge Raad op basis van welke criteria? Noem de relevante arresten? Is dit volgens Sonneveldt een overtuigend argument?

Nee. BNB 1959/122 en BNB 1971/94. De Hoge Raad zegt dat boedelmenging op het moment van de wijziging geen realiseerbaar voordeel oplevert en sprake is van een onvoltooide waardeverschuiving. Nee -> er zijn vele situaties in de Successiewet waarbij een verkrijging wordt belast die niet realiseerbaar is, zoals de schuldigerkenning uit vrijgevigheid met een daaraan gekoppelde niet-overdraagbaarheid van het vorderingsrecht.

Evelien en Harm zijn getrouwd op huwelijkse voorwaarden. Ze willen een beperkte huwelijksgemeenschap aangaan. Is sprake van een schenking?

Besluit van 5 juli 2010, DGB2010/972M. Niet duidelijk, maar de staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat sprake is van een voltooide en bepaalbare vermogensverschuiving. Dus geen toepassing BNB 1959/122 en BNB 1971/94. VOOROVERLEG MOGELIJK MET DE INSPECTEUR OF EVENTUEEL WORDT VOLDAAN AAN EEN NATUURLIJKE VERBINTENIS -> SCHENKVRIJSTELLING ART. 33-12 SW.

Welke risico's brengt de overgang van huwelijkse voorwaarden naar een algehele huwelijke gemeenschap met zich mee?

Hoe kan het risico onder (1) worden uitgesloten?

1. Voor de schuld van een echtgenoot kunnen zowel de goederen van de gemeenschap als die van de echtgenoot prive worden uitgewonnen (art. 1:96 BW).
2. Dat bij het overlijden van de echtgenoot dient te worden afgerekend over het oorspronkelijke eigen vermogen!!! en
3. Dupering van de legitimarissen (de nalatenschap wordt immers gehalveerd) 

Door een finaal verrekenbeding op te nemen in de huwelijkse voorwaarden.

Evelien en Harm zijn getrouwd in 'koude uitsluiting'. Ze willen elkaar bij een echtscheiding of overlijden niet berooid achterlaten en willen een finaal verrekenbeding aangaan. Wat is het voordeel van een finaal verrekenbeding ten opzichte van het aangaan van een gemeenschap van goederen?

Welke finale verrekenbedingen worden onderscheiden? Benoem wat ze inhouden!

1. Facultatief eenzijdig verrekenbeding (Verkrijging ogv art. 11 lid 3 SW)
2. Verplicht eenzijdig verrekenbeding (Verkrijging ogv art. 11 lid 4 SW)
3. Facultatief wederkerig verrekenbeding (geen fictieve verkrijging op grond van art. 11 SW - houdbaar indien ook facultatief bij scheiding niet meer dan verdeling bij helfte) 
3. Verplicht wederkerig verrekenbeding (geen fictieve verkrijging op grond van art. 11 SW -> HR: overeenkomstig met gvg niet meer dan verdeling bij helfte)

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo