Critical thinking in Quasi-Experimentation - Intra- en inter individuele verschillen
8 belangrijke vragen over Critical thinking in Quasi-Experimentation - Intra- en inter individuele verschillen
Welke 2 soorten vragen zijn er in de psychologie?
- Hoe komt gedrag X tot stand in mensen? Intra (binnen) individuele verschillen: mechanisme (procesmodellen)
- Waarom verschillen mensen in gedrag X? Inter (tussen) individuele verschillen, gedrag X weerspiegelt onderliggende capaciteiten, eigenschappen of afwijkingen
Wat is het fundamentele verschil tussen onderzoek naar intelligentie en cognitie?
- Cognitie: hoe komt het gedrag tot stand, experimenteel onderzoek naar gemiddelde mens, hoe doen mensen dat in het algemeen.
- Intelligentie: differentiële psychologie, hoe verschillen mensen van elkaar, focus op individuele verschillen.
Verklaar: Intra individuele model is vaak niet informatief over inter individuele verschillen.
Op zich kan er een perfect model zijn hoe een fiets werkt maar alsnog weet je niet waarom er verschillen zijn tussen de fietsen, waarom de een beter is dan de ander.
Modellen van mechanisme zeggen meestal niks over individuele verschillen.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Waar zit de Big Five in de hersenen?
Die zit er helemaal niet, er is geen logische reden waarom de Big Five geldt. Dit is uitgerekend op basis van de intra individuele instrumenten.
Waarom zijn instrumenten uit de experimentele psychologie niet bruikbaar in de psychodiagnostiek?
Meetinstrumenten uit intra-individueel onderzoek vaan van veel minder kwaliteit dan meetinstrumenten voor inter individueel onderzoek. Want we middelen over proefpersonen in condities, individuele score is niet interessant. De meetruis is eruit, want je middelt ze eruit doordat het een grote groep is.
Inter individueel onderzoek vereist hoge betrouwbaarheid.
Te vaak worden intra individuele instrumenten met zeer lage betrouwbaarheid toegepast in inter individueel onderzoek.
Wat gebeurt er met erfelijkheidscoëfficiënt, h2, als alle kinderen in dezelfde optimale omgeving opgroeien?
Een h2 van 1 betekent niet dat omgeving geen rol speelt in het intra individuele ontwikkelingsproces! Hoe meer de omgeving op elkaar gaat lijken, hoe groter de h2 wordt.
Wat is de positive manifold?
Wat zijn de bronnen van individuele verschillen?
- Geen evolutionair voordeel van verschillen in (persoonlijkheids-)trekken
- Maar kleine voordelen zijn in grote populaties al doorslaggevend
Mutatie selectie balans, in sommige complexe eigenschappen spelen heel veel genen een rol, waarin mutaties regelmatig optreden. Natuurlijke selectie poogt deze mutaties weer te verwijderen.
Gebalanceerde selectie (elk nadeel heeft zijn voordeel)
- Balans van selectie mechanismen
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden