Kansrekening en Stochastiek - LE 14 Kansrekening
10 belangrijke vragen over Kansrekening en Stochastiek - LE 14 Kansrekening
Wat is het verband tussen experiment, uitkomst, kans en gebeurtenis?
De kans op gebeurtenis G is gelijk aan de SOM van de kansen op de elementen van G. Geef een voorbeeld waardoor dat helder is.
Bijvoorbeeld: gooien met een dobbelsteen. Bepaal de kans op even of oneven. De uitkomstruimte U is dan {even, oneven}. De uitkomst van de worp is 1,2,3,4,5 of 6. Daarvan zijn 2,4,6 even en 1,3,5 oneven.
Wat is de totale kans van de optelsom van alle mogelijke kansen?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Een Gebeurtenis G = een deelverzameling van de verzameling van Uitkomstruimte U.
Definitie 14.13:
De kans op een gebeurtenis G, P(G), is gelijk aan de som van de kansen op de elementen van G.
Waarom hoeft bij deze berekening geen rekening gehouden te worden met het aantal mogelijk volgorden in G?
Waarom is de kans op gebeurtenis G (schrijfwijze P(G)) gelijk aan het aantal elementen van de gebeurtenis (schrijfwijze |G|) gedeeld door het aantal elementen van de uitkomstruimte? (Schrijfwijze |U|)
Oftewel bewijs P(G) = |G| / |U|.
Noem 3 verschillende soorten experimenten. Wat zijn de overeenkomsten en de verschillen?
2. Trekking zonder teruglegging
3. Trekking van een combinatie,
Overeenkomst: alle 3 een trekking naar voorbeeld van een vaasmodel met gekleurde ballen,
Verschillen:
Bij 1 trek je meerdere ballen na elkaar en leg je steeds de ballen terug zodat elke volgende trekking een gelijke uitkomstruimte heeft heeft.
Bij trekking 2 leg je de eerder getrokken ballen niet terug waardoor elke volgende trekking verschilt qua uitkomstruimte van de vorigen.
Bij een combinatie trek je meerdere ballen tegelijk in plaats van na elkaar.
Wat is het complement? Welke rekenregel volgt uit die definitie?
Hieruit volgt vanzelf de formule van de Complementregel:
Complement van de kans op een gebeurtenis (P(G)c = 1 - P(G).
Geef de definitie van de voorwaardelijke kans (Definitie 4.14 blz 64)
Definitie van onafhankelijke gebeurtenis:
En aangezien (doorsnede G1 en G2) = P(G1) x P(G2|G1) = bij afhankelijke gebeurtenissen geldt bij onafhankelijke gebeurtenissen P(G2|G1) = (P(G2)
De Morgan uit Wiskunde 1 wanneer pas je doe toe?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden