Discourse - samenhang via taalvormen

3 belangrijke vragen over Discourse - samenhang via taalvormen

Wat zijn anaforische referenties?

Dat zijn pronomina / voornaamwoorden

  1. aanwijzend voornaamwoord: die, dat, deze, diegene
  2. betrekkelijk voornaamwoord: dat in het boek dat daar ligt, die of welke in de man die/welke daar staat
  3. bezittelijk voornaamwoord: mijn, onze
  4. onbepaald voornaamwoord: ieder, alles, iets, iemand
  5. persoonlijk voornaamwoord: ik, zij, hem, hun
  6. vragend voornaamwoord: welk, wie
  7. wederkerend voornaamwoord: zich, me(zelf)
  8. wederkerig voornaamwoord: elkaar
  9. uitroepend voornaamwoord: wat in wat een geluk! of wat mooi!     

Wat zijn lexicale referenties?

  • Repetitie/ herhaling
    • Er wordt binnenkort een conferentie gehouden over het schoolvak Nederlands. Deze conferentie is op Hogeschool Rotterdam.

  • Parafrase (synoniem/omschrijving)
    • Er wordt binnenkort een conferentie gehouden over het schoolvak Nederlands. Dit symposium zal in november plaatsvinden.

  • Hyponymie/hyperonymie
    • Er wordt binnenkort een conferentie gehouden over onderwijs. Het zal gaan over het schoolvak Nederlands.

Wat is het verschil tussen een hyponomie en een hyperonomie?

onderwijs = hyperoniem / schoolvak Nederlands = hyponiem

meubel = hyperoniem / stoel = hyponiem 

  • Hyperonomie = geheel
  • Hyponomie = gedeelte van het geheel  

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo