Taal ppt

15 belangrijke vragen over Taal ppt

Wat verklaart volgens Chomsky de basale grammaticale overeenkomsten tussen menselijke taal en het gemak waarmee kinderen taal leren?

het aangeboren taalvermogen dat alle mensen delen

Welke medeklinkers kan je met je velair (velum) maken?

ng, ch, g, k

Welke klinkers zijn het makkelijkste uit te spreken? (de driehoek)

ie oe aa (denk aan liedje)
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

"Ik deed het pesiaal voor jou." Op welke niveau van taalbeschouwing gaat er iets mis?

Orthografisch (spelling, hoe je het schrijft)

Wat is het verschil tussen ironie en sarcasme?

ironie: niet lullig bedoelt
sarcasme: wel lullig bedoelt  ((on)bewust iemand pijn doen)

"Een drie gehaald? Goed bezig! Zo kom je er wel" Op welk niveau van taalbeschouwing gaat er iets mis?

Pragmatisch niveau (ironie, sarcasme)


Er zit geen veel appelstroop niet meer in, hè. Op welk niveau van taalbeschouwing gaat er iets mis?

syntactisch (volgorde van de zin, woorden)

Welke 2 begrippen horen bij orthografisch niveau?

homofonen (gelijke uitspraak, verschillende spelling) vb: paartje, paardje 
homografen (verschillende uitspraak, gelijke spelling) vb: regent, regent 

Welke begrippen vallen onder pragmatisch niveau

uitspraak en woordkeus (uitspraak heeft invloed op hoe de boodschap over komt) vb: aardappel in de keel ( kakkineus, uit de hoogte) 
tweede laag : ironie, srcasme (schrijnende boodschap meegeven.) vb: Ga zo door ( bij prutswerk) Sorry hoor (zeur toch niet) 
‘code’ (schrijftaal – spreektaal) vb: ik kom meteen naar je toe- ja… nee… goed…. kom meteen 
onderwerp (vaktaal / jargon) vb: Het een beetje leuk en voor iedereen gezellig maken wordt : Veilig sociaal –Pedagogisch klimaat scheppen 
sekse (mannentaal / vrouwentaal) “Zou je mij misschien heel even willen helpen? “ (M of V ?) 
lichaamstaal. (non-verbale communicatie)

Welke begrippen horen bij het semantisch niveau?

Lexicale betekenis (Betekenis volgens woordenboek) Lexicon = Woordenboek 
Grammaticale betekenis. (Sommige woorden hebben geen betekenis maar een functie) vb: de , het , er etc. 
connotatie (gevoelswaarde) vb: dood= ( “allerlei persoonlijke beelden en associaties) 
antoniemen (tegenstellingen) vb: nat- droog 
eufemisme (afzwakking) vb: je voelt je laatste uur naderen en zegt: ik voel me even iets minder lekker 
synoniemen (verschillende woorden, dezelfde betekenis) vb: fiets, rijwiel 
homoniemen (Hetzelfde woord, verschillende betekenissen) vb: bank, ( geld) en bank ( zitten) das ( sjaal) en das ( dier) 

Welke begrippen vallen er onder syntactisch niveau en wat beteken deze?

woordsoorten (10 stuks Taalkundig ontleden) vb: werkwoord , lidwoord, etc. 
woordgroepen zinsdelen. (Redekundig ontleden.) onderwerp, gezegde etc. 
zinstypen (3 typen : 1 Mededelend. 2 Vragend 3 Gebiedend) 
actieve zin vb: ‘Hij maakt het verslag” 
passieve zin vb: ‘Het verslag wordt door hem gemaakt’ 
directe rede vb: Ze zei : “Ik word gek” 
indirecte rede vb: Ze zei dat ze gek werd

Noem 4 begrippen die komen kijken bij het morfologisch niveau

Morfeem (samenvoeging van fonemen tot kleine betekeniseenheden.) 
vrije morfemen (korte zelfstandige woorden) bv: stoel, hond. 
gebonden morfemen (voor, achter, tussenvoegsels) bijv: be- , ver-, -ig, ste 
Woordvorming 
      1 samenstelling ( twee vrije morfemen) 
      2 afleiding (vrij morf + gebonden morf ) 
      3 verbuiging , meervoud, verkleining (een speciale vorm van verbuiging is                            de vervoeging namelijk het verbuigen van werkwoorden 
voorbeelden:
1 voor- deur, tuin- huis 
2 ver-staan, achter- lijk. 
3 stoelen , stoeltje, 

Noem 4 begrippen die komen kijken bij het fonologisch niveau.

Assimilatie (spraakklanken beïnvloeden elkaar) bv:poseegul 
Spellingsuitspraak (fonetisch schrijven). vb: Bron van spelfouten bir’ of          ‘aardeg’ 
Tongval (persoonlijke) articulatie ivm dialect of individuele                     uitspraakverschillen  vb: de ’zachte’G’ 
Woordaccent (klemtoon). vb: kantelen, bommelding…. Klemtóón) ja , jaja         JAHA jaaah 

(Waarom) is Nederlands een moeilijke taal?

1 Meervoudsellende -s of -en of -eren maar : 
 hand en kind middel en wissel verbod en aanbod 
 doel en gevoel reis en eis regenton en horizon bad en stad 
 
2 Het woordje “ER”. Soms duidelijk : De operatie, ik zie er tegenop 
 Maar : Ik wil er vijf Er klonk een schot Er is er een jarig 
 
3 ‘De’ en ‘Het’ Wanneer ‘de’ en wanneer ‘het’ ? 
 Vergelijk bv : het huis en de muis. 
 
4 Volgorde onderwerp, persoonsvorm en andere zinsdelen. 
 Bv Ik vertrek morgen … Morgen vertrek ik (kan allebei) 
 Maar : Daan pakt de jas Daan de jas pakt 

Nederland valt onder de Indo-Europese taalfamilie. Deze kan je ook weer in een subgroep verdelen. Onder welke subgroep valt Nederland dan?

Germanic (Germaans).
Samen met nog een paar landen, zoals: IJsland, Noorwegen, Zweden, Ierland, Duitsland, verenigd koninkrijk en Denemarken.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo