Taal en betekenis, M.Stokhof

31 belangrijke vragen over Taal en betekenis, M.Stokhof

Welk standpunt staat centraal bij Wittgenstein?

De betekenis van een taaluiting is een gevolg van het taalgebruik.
Taal = een handeling!

Geef aan met welke onderzoeksgebieden deze vier filosofen zich bezighielden.

Ludwig Wittgenstein
John L. Austin
John R. Searle
H.P. Grice

Ludwig Wittgenstein: taalgebruik. Hoe kan van een taaluiting de betekenis worden bepaald?

John L. Austin: taalhandeling. Als we iets zeggen, verrichten we een handeling. Hoe ziet zo'n taalhandeling eruit? Beloven kunnen we bijvoorbeeld alleen doen middels taal.

John R. Searle: regels. Welke regels gelden er voor taalhandelingen? We hebben allemaal regels in ons hoofd.

H.P. Grice: intenties. Welke intenties spelen een rol in het ontstaan van betekenis?

Met welk terrein houdt de taalfilosofie zich niet bezig?

Taalfilosofie houdt zich niet bezig met non-verbale uitingen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Het intentionele karakter van een uiting is beslissend voor de betekenis ervan. Twee zinnen kunnen dezelfde illocutionaire kracht hebben, maar een verschillende propositionele inhoud. Geef de korte formule van Searle en leg deze formule uit met behulp van een voorbeeld.

Formule: de betekenis van de boodschap (x) is een functie (f) van de intentie van de spreker: f(x). 'Ik waarschuw je, (die gast is gevaarlijk.')

f=functie van de intentie van de spreker
(x)=de betekenis van de boodschap

Functie: waarschuwing (ook wel de intentie of de illocutie genoemd).
Boodschap: die gast is gevaarlijk

De omgeving zorgt ervoor dat de content betekenis krijgt.

Wat zijn performatieve werkwoorden? Geef een paar voorbeelden.

Die werkwoorden hebben een performance. Ze doen iets.
Voorbeelden: feliciteren, wensen, dopen.
Deze werkwoorden doen wat ze zeggen, en zeggen wat ze doen.

Als je niet uitspreekt 'Hierbij doop ik..' , dan wordt er niet gedoopt.

Wittgensteins rekent af met Augustinus visie. Hij demonstreert dat deze visie niet werkt middels een briefje waarop staat 'vijf rode appels'. Dit briefje neemt iemand mee naar de groentebuur. Hoe reageert de winkelier op dit briefje?

Bij 'appels' gaat de winkelier naar het schap waarin de appels liggen, bij 'rood' vergelijkt hij de appels met een kleurenstaal, en bij 'vijf' telt hij een voor een vijf rode appels af.

Alleen 'appels' functioneert hier op de Augustiaanse visie: het verwijst naar de verzameling appels in het schap.

'Rood' en 'vijf' verwijzen niet naar een object of een verzameling van objecten. Die woorden functioneren hier op andere wijze. Hun betekenis is het gevolg van de manier waarop de kruidenier handelt (kleurenstaal, tellen).

Wat verstaat Wittgenstein onder 'taalspelen'? Geef enkele voorbeelden.

Het taalgebruik in een bepaalde context noemt Wittgenstein 'taalspelen'.
Een woord heeft alleen betekenis binnen zulke taalspelen.  Binnen elke taalspel zijn er regels voor het correcte gebruik van een woord vastgelegd. 

  • Beschrijven van objecten naar uiterlijke kenmerken (rode appels)
  • Bevelen geven en opvolgen
  • Raadsels geven en oplossen
  • Beschrijven van een object
  • Een grap vertellen

Waarom kan Wittgenstein geen systematische betekenistheorie formuleren?

De taalspelen passen nog niet in een omvattende theorie.

Searle zet de taalhandeling om in een 'speech act'.
Kan de speech act-theorie gebruikt worden om betekenissen van zinnen systematisch te verklaren?

Ja, we hebben taalhandelingen en die taalhandelingen staan in een bepaalde relatie tot het effect dat ze oproepen.

1. Geen relatie --> dit effect is niet vastgelegd in regels.

2. Indirecte relatie --> In de uiting zelf zien we het verband niet.
A: 'Het regent'
B: neemt haar paraplu mee

3. Directe relatie --> Het effect is direct aan de zinsbetekenis gekoppeld. Ik beloof je, dat ik je morgen terugbel. Het effect lijkt intrinsiek verbonden te zijn met de betekenis van de uiting.

Welke relaties laten de volgende zinnen zien?

1. Die vlekken betekenen mazelen.
2. Dat Bram kwaad is betekent dat hij de beschuldiging serieus neemt.
3, Drie keer bellen betekent dat de bus vol is.
4. 'Snieg jest bialy' betekent dat de sneeuw wit is.

Zin 1 en 2 laten een natuurlijke, causale relatie zien tussen twee gebeurtenissen of toestanden. Zin 3 en 4 laten een conventionele, intentionele relatie zien: berust op afspraak en op intenties.

Niet-natuurlijke tekens zijn gekenmerkt door het feit, dat zij altijd intentioneel zijn. Hoe kunnen we de betekenis van deze tekens analyseren?

De relatie tussen niet-natuurlijke tekens met hun betekenis kunnen we analyseren in termen van de intentie die de gebruiker van dit teken heeft t.a.v. de effecten die dit teken moet oproepen bij de hoorder.

Welke formule hanteert Grice om de theorie over communicatieve intenties te verhelderen?

S=spreker/ H=hoorder/ x=uitdrukking/ e=effect/ I=intentie

Stap 1 (I1): S heeft de intentie om door middel van een uiting van X in H een effect te bewerkstelligen.

Stap 2: (I2)S heeft de intentie dat H zijn intentie I1 als zodanig herkent
(H moet het beoogde effect als zodanig herkennen)

Stap 3: (I3) S heeft de intentie dat I2 instrumentaal is in het teweegbrengen van e.

Geef het verschil aan tussen de sprekersintentie, de sprekersbetekenis en de linguistische betekenis.

Sprekersintentie: datgene wat de spreker beoogt te zeggen.
Sprekersbetekenis: datgene wat de spreker gelooft dat de betekenis van zijn uiting is.
Linguïstische betekenis: datgene wat de werkelijke betekenis van zijn uiting is.

Geef het verschil tussen sprekersbetekenis en linguïstische betekenis middels een voorbeeld.

Iemand zegt: 'Fred is thuis' en gelooft dat 'Fred' de naam is van Piet. De linguïstische betekenis van de zin 'Fred is thuis', maar de sprekersbetekenis is 'Piet is thuis'.

Iemand zegt dat de trein om 4 uur vertrekt en denkt echt dat dit zo is, terwijl in werkelijkheid de trein een kwartier later vertrekt.

Welke kanttekening zit aan de theorie van Grice?

Met Grice's theorie kunnen we wel de effecten beschrijven die een directe relatie hebben met de sprekersbetekenis van de zin, maar niet de effecten die een indirecte relatie hebben met de sprekersbetekenis van de zin (en waarschijnlijk wel een beoogd doel zijn van de spreker en dus sprekersintenties genoemd mogen worden.

Op welke manier kunnen we de effecten beschrijven die in sprekersintenties verstopt zijn en je in de linguïstische betekenis niet (altijd) terugvindt.

We kunnen hiervoor de taalhandelingstheorie van Austin gebruiken.
Austin onderscheidt namelijk aan een taalhandeling drie deelhandelingen.

1. De locutionaire handeling: de taaluiting als spreek- of schrijfhandeling (alle linguïstische aspecten van de uiting)
2. De illocutionaire handeling: de handeling die we verrichten in de taaluiting (performatieve werkwoorden)
3. De perlocutionaire handeling: de handeling die we verrichten door middel van de taaluiting (herkenning van illocutionaire strekking en dus bereiken van illocutionair effect.

Hoe kunnen we dus het verschil dat Grice tussen de sprekersintentie en de sprekersbetekenis oplossen?

We kunnen dit probleem oplossen met het begrip 'illocutie' van Austin.
Het illocutionaire effect is de sprekersintentie die verbonden is met de betekenis van de uiting (=locutie). Ofwel: wat hij zegt en waartoe hij dit zegt, is direct met elkaar verbonden.)

Geef kort weer wat de woorden locutie, illocutie en perlocutie betekenen.

Locutie: uiting
Illocutie: intentie
Perloctie: beoogd effect

De betekenis van een uiting is niet alleen afhankelijk van de intentie die je uitdrukt, maar ook van de ..... (Searle)

de regels/conventies die gelden voor je uiting.
Betekenis=intentie + conventie

Searle past de formule van Grice als volgt aan:
I2: S heeft de intentie dat H zijn intentie I1 als zodanig herkent dankzij het feit dat de regels voor het uiten van X de uiting ervan associeren met de productie van e.  (Kortom: aan welke regels moet een belofte voldoen om een belofte te zijn?)

Leg uit welk probleem zich voordoet bij de zin:
'Kennst du das Land wo die Zitronen blühen?'

Bij deze zin liggen de sprekersintentie en de zinsbetekenis te ver uit elkaar.
De uitgesproken zin heeft ook al een andere, conventionele betekenis. De betekenis van een uiting is dus niet alleen afhankelijk van de intentie die je uitdrukt, maar ook van de regels/conventies die gelden voor je uiting.

Searle heeft regels opgesteld die de uiting van een uitdrukking relateren aan/associëren met een illocutionair effect. Welke twee regels zijn dit?

1. Regulatieve regels=regels die iets nader bepalen wat er zonder die regel ook is. Bijv.: etiquette, eten, begroeten, brief schrijven.
2. Constitutieve regels= regels die datgene wat het beregelen, in leven roepen. Bijv. spelregels, zonder deze regels zou het schaakspel niet bestaan.

Welke constitutieve regels (geslaagdheidsvoorwaarden) gelden voor de illocutie/taalhandeling 'belofte'?

  • 1e persoon enkelvoud
  • o.t.t.
  • performatief werkwoord
  • indirect object (event.)
  • alleen iets beloven wat je werkelijk uit kunt voeren
  • belofte mag niet in het nadeel van de ander zijn

Een locutie ('ik heb honger') kan verschillende illocuties hebben. Waar of niet waar?

Waar. De locutie is de propositionele inhoud, de illocutie is de illocutionaire kracht.

Met welke deelgebieden van de taalkunde houden de pragmatiek en de semantiek zich bezig?

De pragmatiek richt zich op de betekenis van de illocutie (intentie van de uiting). (relatie taaluitingen en sprekers)

De semantiek op de conventionele (afgesproken/gewone) betekenis van de locutie (directe uiting). (betekenis van woorden)

Grice onderscheidt vier richtlijnen voor geslaagde communicatie. Deze richtlijnen noemen we ook wel de conversationele maximes. Welke vier maximes betreft het? Geef een korte toelichting.

Kwaliteit: geef geen informatie waarvoor je geen bewijs (evidentie) hebt. Geef geen informatie waarvan je denkt dat die onwaar is.

Kwantiteit: geef voldoende informatie, gelet op het doel of de richting van het gesprek. Geef geen informatie die niet nodig is, gelet op het doel of de richting van het gesprek.

Relevantie: geef alleen relevante informatie, die aansluit bij de vorige uiting.

Wijze: vermijd onduidelijkheden en dubbelzinnigheden.
Spreek kort en gestructureerd.

Wat wordt er geschonden in de volgende zin:
'Hebben wij misschien meer gedronken dan we van plan waren?'
'Nee, hik, meneer de politie, hik, ik ben echt niet, hik, dronken'.

Het coöperatieprincipe wordt geschonden, en dan met name de maxime m.b.t. kwaliteit wordt niet gevolgd.

Hoe hangen het cooperatieprincipe en de conversationele maximes met elkaar samen?

Het cooperatieprincipe bestaat analyseert Grice is een aantal spelregels die hij de conversationele maximes noemt.
1. kwaliteit: je mag niet iets zeggen waarvan je gelooft dat het onwaar is of waarvoor je onvoldoende evidentie hebt.
2. kwantiteit: volgens dit maxime dient een deelnemer aan een conversatie niet meer maar ook niet minder informatie te geven dan waar de conversatie op dat moment om vraagt.
3. relevantie: de bijdrage moet relevant zijn voor het onderwerp van de conversatie.
4. wijze: ambiguïteit dient te worden vermeden,

Welke drie uitgangspunten staan centraal in de gebruikstheorie (Wittgenstein)?

1. taalgebruik ligt ingebed in een ruimere context van handelen. Het primaire gegeven dat relevant is voor betekenis is wat we met behulp van de taal doen.
2. de primaire analyse-eenheid van een betekenistheorie wordt gevormd door de handeling die een uiting van een zin in een context constitueert,
3. het intentionele karakter van een taaluiting is beslissend voor de betekenis ervan.

Hoe zet de gebruikstheorie (Wittgenstein) zich af tegen de betekenistheorieën?

Waar bij de betekenistheorieën de taal als het ware beschouwt wordt als een machine die volledig beschreven kan worden los van de functies die ze vervullen kan wordt er bij de gebruikstheorie meer gekeken naar taal als een orgaan. Een beschrijving van de longen moet de functie ervan in het ademhalings- en bloedsomloopsysteem als uitgangspunt nemen, en zal ook allerlei structurele kenmerken uiteindelijk met een verwijzing naar die functie beschrijven en verklaren.

Welke vraag staat centraal in het hoofdstuk communicatief handelen van M.Stokhof?

Centrale vraag: in verschillende gebruikssituaties heeft een woord een andere betekenis/lading. Hoe komt de gebruiksbetekenis tot stand? De kernbetekenis van woorden verandert immers niet.

Geef aan hoe 3 typen zinnen zelf ook illocuties kunnen uitdrukken.
Demonstreer dit met de zin 'Ik heb honger'

Bevel: gebiedende wijs --> Honger!
Vraag: vraagzin --> Heb ik honger?
Mededeling: mededelende zin  --> Ik heb honger.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo