Filosofie van taal en tekst
7 belangrijke vragen over Filosofie van taal en tekst
Welke drie betekenistheorieën moet je kennen voor het tentamen?
2. De voorspellingstheorie: woord x betekent y omdat x een voorstelling is/oproept van y. Als ik het heb over een draak, dan hebben we ongeveer hetzelfde beeld in ons hoofd.
3. De gedragstheorie: woord x betekent y omdat x gedrag y oproept.
De betekenis van het woord is het effect dat het woord bij de ander oproept.
Leg uit hoe de referentiële betekenistheorie werkt.
Een woord refereert naar zijn betekenis. Een naam verwijst naar de drager van die naam. Betekenis en referent vallen samen: de betekenis van het woord koe is het object koe.
Als je een naam gebruikt, dan heb je de bedoeling om te verwijzen. Je verwijst naar de drager van die naam, en laat de betekenis van de naam buiten beschouwing.
Waarom klopt de theorie van Augustinus niet?
1. Verschillende betekenissen kunnen dezelfde referent hebben. (De auteur van ..De echtgenoot van ..)
2. Indexicale woorden
3. Voegwoorden en getallen.
4. woorden zonder referent
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Geef aan wat de voorstellingstheorie van John Locke inhoudt.
Als we denken, dan combineren we deze voorstellingen.
Als we willen communiceren, dan moeten we onze voorstelling/ideeën in woorden gieten.
Wat is 'betekenis' in de voorstellingstheorie van John Locke?
Intressante vragen die deze theorie oproept:
Wat als er beelden zijn waar geen woorden voor zijn?
Wie bepaalt welk woord dit wordt?
Welke problemen komen we tegen bij de voorstellingstheorie van Locke?
Een mens heeft niet altijd dezelfde voorstelling bij ideeën: ik kan verschillende ideeën van 'boom' of 'touw' hebben.
We lopen tegen het probleem van de intersubjectiviteit aan: spreken we over hetzelfde als we over 'vlootaalmoezenier' hebben? Is de betekenis ervan hetzelfde als de mentale voorstelling? Dit kan leiden tot misverstanden.
Welke les moeten we uit het hoofdstuk over de drie betekenistheorieën trekken?
-referent (relatie taal - werkelijkheid)
-voorstelling (relatie taal - denken)
-respons (als een respons op een stimulus)
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden