Samenvatting: Taalhandelingsanalyse

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Taalhandelingsanalyse

• 1 Week 1

• 1.1 Hoor college

  Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
  Laat hier meer flashcards zien

• In welke volgorde vond de ontwikkeling van de taalhandelingstheorie plaats

  1. Frege
     
  2. Austin
  3. Searle
  4. Grice

• Wat is de belangrijkste theorie van Frege?

  Er is een onderscheid tussen de propositie en het feit dat deze per se waar is. De propositie kan bijvoorbeeld een vraag zijn en heeft derhalve geen waarheid waarde. Wanneer iets zeker waar is ' ( bv. ' het is waar dat deze muur wit is' ) is het een assertie

• Wat is het verschil tussen een propositie en een assertie

  Een propositie hoeft geen waarheidswaarde te hebben, terwijl een assertie dit bij uitstek wel heeft

• Wat is de descriptive fallacy

  Tegenhanger op het logisch positivisme, ook zinnen die geen concrete waarheidswaarde hebben kunnen nut hebben

• Wat is het belangrijkste gedachtegoed van Austin

  Sommige uitingen zijn geen verslag van hoe de werkelijkheid eruit ziet maar handelingen (performatieve uitingen)

• Is hij doopt dit schip een performatief of een assertief/constatief?

  Een assertief omdat het de waarheid is,  ik doop dit schip tot, zou een performatief zijn omdat je een handeling uitvoert met de taal

• Wat is het belangrijkste gedachtegoed van Grice?

  Speakers meaning heeft te maken met de bedoeling die spreker heeft met het uiten van een zin. De luisteraar moet de intentie van de spreker gaan herkende.

• Wat is precies de definitie van een illocutionaire handeling?

  Een zin waarmee een handeling wordt uitgevoerd, vaak anders dan hetgeen wat er letterlijk gezegd wordt.

• Door een hierbij.... Zin te formuleren (bv. Heirbij overtuig ik je om op jan Marijnissen te stemmen) kun je een taalhandeling op welk niveau analyseren?

  Op perlocutionair niveau

• Noem de twee basisideeen achter de aalhandleingstheorie

  A er is onderscheid tussen wat er door een uiting wordt uitgedrukt (de propositie) en de betekenis die samenhangt met de manier waarop de uiting wordt gebruikt (en met alle performatieven) 
  
  B uitingen van elk soort kunnen als handelingen op locutionair, illocutionair en perlocutionair niveau geanalyseerd worden