Samenvatting: Team En Leiderschapontwikkeling
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van team en leiderschapontwikkeling
-
HC1
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 01/05/2017
Laat hier meer flashcards zien -
Vier dimensies van effectieve teams
1. Bestaansrecht ( hiervoor zijn we bij elkaar) ;
- een team dient een doel en is verantwoordelijk voor het behalen van een resultaat
- vormen de rede waarom mensen zich verbinden aan een team en zich ervoor willen inzetten.
2. inrichting ( zo zijn wij georganiseerd)
- wil een team zijn doelstellingen realiseren, dan is een goede inrichting van belang; gaat om; de taken, samenstellingen en structuur van een team.
3. dynamiek ( zo werken wij )
- ook wel de binnenkant van het team genoemd
4. omgeving ( dit is het krachtenveld)
- zowel intern als extern -
Enkele grondslagen van het model van Bruce Tuckman
1. Twee soorten groepsgedrag
–Hoe gaan we met elkaar om?
– Op welke wijze realiseren we de taak?
2. Levenscyclus model
– Met een begin en een einde -
Kracht en beperking van Tuckman en fase-modellen
Kracht
• Aansprekend
• Herkenbaar in groepsvorming
• Goed te onthouden
• Interventies zijn makkelijk te positioneren.
Beperking
• Weinig wetenschappelijk bewijs
• Lineair en voorspellend zonder ruimte voor terugval, herhaling etc
• Niet bruikbaar bij permanente teams
• Van toepassing op relatief kleine groepen (3 tot 12 personen). -
een liniair model van groepsontwikkeling 3 typen
1. Onregelmatige fasemodellen
– Wel fases maar geen vaste volgorde en heen en weer springen tussen fases
2. Herhalende fasemodellen
– Regelmatige volgorde die steeds opnieuw terugkomt
3. Volgordelijke fasemodellen
– These – antithese – synthese en dat weer opnieuw op een hoger niveau -
HC2
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 02/05/2017
Laat hier meer flashcards zien -
Acht redenen en vier tegenstellingen
Capaciteitsinzet of sociale momenten
Inspanning of ontspanning?
Continuïteit en reproduceerbaarheid of eigen ontwikkeling
Gaat het om het werk of om de persoonlijke ontwikkeling?
Continuïteit en solidariteit of nieuwe ideeën
Nu goed of later beter? Korte termijn of lange termijn?
Hart voor specialisatie of oog voor de externe omgeving
Intern aandacht voor de crack of extern voor het grotere plaatje -
HC3
Dit is een preview. Er zijn 7 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 03/05/2017
Laat hier meer flashcards zien -
Verschuiving van kernelementen, kenmerken leiderschap
• Van planning en controle naar:
1. Interactie
2. Gezamenlijke activiteiten ondernemen
3. Samenspel leiders & volgers
4. Resultaatgerichtheid delen
5. Verandering realiseren
• Sociaal proces waarin een individueel lid van de groep betekenis geeft aan gebeurtenissen.
• Iedereen kan dus leiding geven/nemen -
managers en leiders 4 conflicterende processen
1. managers hebben
- interne beheersing en boeken van resultaat
- vaste route
2. leiderschap
- inspiratie en innovatie
- koers uitzetten -
HC4
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 04/05/2017
Laat hier meer flashcards zien -
5.1 Een (her)ordering via de vier dimensies van effectieve teams
1. Bestaansrecht (hiervoor zijn wij bij elkaar)
2. Inrichting (zo zijn wij georganiseerd)
3. Dynamiek (zo werken wij samen)
4. Omgeving (dit is het krachtenveld)
Teams houden continu aandacht op alle 4 de dimensies; geen vd dimensies blijft voor lange tijd stabiel, veranderingen kunnen op de ene dimensie direct ingrijpen op die van één/meer andere dimensies. -
5.5 Impact op de externe omgeving
1. Hoe reageert het team adequaat op de steeds snellere ontwikkelingen en hogere eisen die vanuit de omgeving op het team afkomen? (Steeds snellere ontwikkelingen, veeleisende klanten, veeleisende omgeving)
2. Wat zijn de grenzen van ons team? (Grenzen vergruizen) -
Afgunst Definitie Melanie Klein: ’
‘het boze gevoel dat een andere persoon iets begeerlijks bezit en ervan geniet- en dat het afgunstige impuls bestaat uit het willen afnemen of vernielen van dat begeerlijke iets’
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden