Samenvatting: Tentamen 1 - Psychologie H1-6 (Jaar 1)
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Tentamen 1 - Psychologie H1-6 (jaar 1)
-
1 Tentamen 1 - Psychologie H1-6 (jaar 1)
Dit is een preview. Er zijn 51 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Noem 5 factoren die gedrag beïnvloeden.
- Fysieke (lichamelijke) factoren: pijn, ziekte, honger, uiterlijk
- Psychische factoren: zelfbeeld, persoonlijkheidskenmerken, levensfase,
intelligentie
- Sociale factoren: invloed van ouders, vrienden enz., werksituatie
- Culturele en spirituele factoren: cultuur, organisatie, geloofsovertuiging
- Fysische en geografische factoren: jaargetijde, klimaat -
Wat is bij het bestuderen van een object het verschil tussen wetenschappelijke en dagelijkse kennis?
- regels en methoden
- objectief
- theorie (beschrijven, verklaren, voorspellen)
- iedere wetenschap heeft een andere theorie
N.B. Bovenstaande komt uit een Powerpoint. -
Wat hebben gedragswetenschappen te maken met de studie Integrale Veiligheid?
Veel veiligheidsproblemen vinden voor een groot deel hun oorsprong in (risicovol) menselijk gedrag: overlast, criminaliteit, terrorisme, ongevallen.
Psychologie bekijkt bijvoorbeeld de relatie tussen bepaalde persoonlijkheidskenmerken en criminaliteit.
Sociale psychologie kan de criminaliteit bekijken als een vorm van beïnvloeding. Wordt iemand door een groep aangezet tot crimineel gedrag? Welke invloed hebben de ouders?
Sociologie bekijkt bijvoorbeeld of er verbanden bestaan tussen de economische recessie en criminaliteit. -
Wat is een belangrijk element in de theorie van Freud?
Het onbewuste.
Volgens Freud hebben onbewuste (vooral negatieve) krachten een belangrijke invloed op onze persoonlijkheid en op ons gedrag. Het gaat hier om drijfveren waarvan we ons niet bewust zijn.
Een voorbeeld hiervan is de freudiaanse vergissing (fehlleistung). -
Waarin verschillen de neofreudianen van de freudianen?
De neofreudianen:
- benadrukken het belang van culturele factoren bij de ontwikkeling van de
persoonlijkheid
- zijn van mening dat de ontwikkeling het hele leven lang door kan gaan en
dat een zeker herstel van negatieve invloeden mogelijk is
- zijn van mening dat de basisangst, het gevoel van onveiligheid, veel
belangrijker is dan de seksuele drift
Beide theorieën hechten belang aan onbewuste invloeden en de rol van afweermechanismen. -
Welke vijf fasen beschrijft Erikson (neofreudiaan) tijdens de kindertijd en welke vier fasen daarna?
Fasen met basisthema's in de kindertijd:
1. vertrouwen tegenover wantrouwen
2. zelfstandigheid tegenover schaamte en twijfel
3. initiatief tegenover schuldgevoel
4. vlijt tegenover minderwaardigheid
5. identiteit tegenover rolverwarring
De vier fasen daarna:
1. Identiteit (puberteit/adolescentie)
2. Intimiteit (twintigers)
3. Generativiteit (middenvolwassenheid)
4. Wijsheid -
Welke 7 afweermechanismen heeft Anna Freud beschreven?
1. Verdringing (wegstoppen, vergeten)
2. Projectie (toeschrijven van eigen emoties aan anderen)
3. Regressie (terugvallen in kinderlijk of afhankelijk gedrag)
4. Overdekking van het tegendeel (tegenovergesteld gedrag ontwikkelen)
5. Rationalisatie (wegpraten van twijfels en emotie)
6. Verplaatsing (emotie uit een bepaalde situatie wordt verplaatst naar een
andere situatie)
7. Vluchtgedrag (afleiding of een andere prikkeling zoeken)
Freud beschrijft ook nog een algemeen mechanisme: sublimatie.
Sublimatie is het omzetten van maatschappelijk niet-acceptabele gedragingen in gedrag dat wel sociaal aanvaardbaar is. -
Noem de twee belangrijkste persoonlijkheidsdimensies volgens Eysenck.
Extraversie en neuroticisme.
Een extraverte (versus introverte) persoon is meer gericht op gebeurtenissen in de buitenwereld en ook actief betrokken bij die buitenwereld.
Neuroticisme heeft te maken met angst en gespannenheid. Tegenover neurotisch gedrag staat stabiel of evenwichtig gedrag. -
Wat weet je van de humanistische psychologie?
Maslow is een belangrijke vertegenwoordiger.
Reactie op psychoanalyse en behaviorisme.
Ziet de mens niet als een wezen dat geregeerd wordt door driften en onbewuste krachten en je wordt ook niet alleen bepaald door conditionering.
De mens is vrij, kan kiezen en kan aan zichzelf werken. Fundamentele behoeften vragen om bevrediging. Als dat lukt, streef je naar hogere doelen: zelfactualisatie. -
Hoe verloopt het leerproces bij klassiek conditioneren?
Een oude prikkel, die een natuurlijke reflex uitlokt, wordt gekoppeld aan (en uiteindelijk vervangen door) een nieuwe prikkel. Er wordt meestal niet direct gereageerd op de nieuwe prikkel. Wanneer de nieuwe prikkel vaak samen met de oude stimulus (bijv. een pijnprikkel) voorkomt, ontstaat na enige tijd wel reactie. Er is een nieuw verband geleerd.
Generalisatie (van angst): als angst zich naar andere (stimulus)situaties uitbreidt.
Discriminatie: onderscheid maken tussen situaties.
Uitdoving: het zwakker worden van de geleerde reactie op die bepaalde stimulus.
Blz. 62 t/m 65.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden