De bijdrage van de test in het beslissingsproces - Taxonomie van beslissingen

1. Eén of meer individuen waarvoor beslissing geldt.
   
2. Twee of meer behandelingen (treatments = ook schoolopleiding, aanstelling, training) waar tussen men moet kiezen.
3. Informatie als basis voor beslissing.

• sommige individuen afgewezen versus alle individuen aangenomen (bijv. schoolkeuze na basisonderwijs

• behandeling ligt vast versus varieert per individ

• beslissing/diagnose obv eenmalige zitting versus trpsgewijs opgebouwd

Indien er regels worden gevolgd, noemt men het samenstel van deze beslissingsregels de beslissingsstrategie.

Bij een normatieve strategie moeten kandidaten met bepaalde kwaliteiten en condities worden toegelaten en anderen niet.

Het is een feitelijk gevolgde strategie.

• een eerste belangrijke onderscheiding is die tussen individuele en institutionele beslissingen
• een tweede onderscheiding heeft betrekking op de onderlinge relatie van de te kiezen alternatieven; deze heeft invloed op de aard van de te kiezen informatiebron; in dit geval de test
• binnen de beslissingen op basis van univariate informatie kunnen we verder onderscheid maken tussen beslissingen waarbij het gaat om een (negatieve of positieve) keuze voor één enkel treatment, of een keuze tussen verschillende alternatieven

• de twee soorten beslissingen, 'plaatsing in qua niveau verschillende alternatieven' en 'selectie', kunnen soms in één model worden gecombineerd, wanneer een van de plaatsingsmogelijkheden een algehele afwijzing voor het instituut of de organisatie is
• deze combinatie doet zich in de praktijk van de bedrijfs- en schoolpsychologisch werk veel voor

Binnen de categorie van plaatsingsbeslissingen is het belangrijk of men rekening moet houden met beperkingen van aantallen kandidaten.

Bij vaste treatments gaat men uit van een of meer van tevoren vastgelegde behandelingen, waartussen men een keuze kan doen.

Bij variabele treatments bestaat er een mogelijkheid om, bijv., de opleiding of behandeling zelf weer bij te stellen zodat ze optimaal past bij het individu.

Een eenvoudig voorbeeld van deze tweede mogelijkheid is de voorselectie:

• en een eerste onderzoek worden kandidaten uitgezocht die voor een nader onderzoek in aanmerking komen
• in dit nadere onderzoek worden dan definitieve beslissingen genomen

1. Vaak blijkt op basis van al beschikbare informatie een redelijke voorspelling mogelijk te zijn.
   
2. bij eenvoudige functies heeft een test vaak geen meer waarden, omdat het aantal geschikte personen voor deze functie binnen de populatie groot is (antecedent probability of base rate)

1. Individueel: beslissingen wordt volledig gedacht vanuit het individu dat de beslissing moet nemen of waarvoor de beslissing geldt. Beslissing is eenmalig (bv: beroepskeuze, schoolkeuze)
2. institutioneel: een groot aantal gelijk soortige beslissingen. Vaak heeft de beslissing als doel om effect ervan te maximaliseren of de gevolgen te minimaliseren (bv: toelatingsprocedure voor een school, examen voor rijbewijs, therapie in een kliniek)

1. univariaat: op basis van één dimensie (bv: welke school ga je kiezen? niveau van de scholen is verschillend [vmbo-havo-vwo], maar scholen aard van de scholen zijn gelijk [middelbaar]). Deze keuze kan gebaseerd worden op één test, het schooladvies
2. multivariaat: op basis van meerdere dimensies, zowel niveau als aard (bv: ga je psychologie of economie studeren, heeft een patiënt een neurotische of organische stoornis). Deze keuzes worden vaak op meerdere tests gebaseerd, persoonsvragenlijst, interview, intelligentietest

1. enkele treatment: niet of wel (wel of niet aangenomen op een opleiding)
2. verschillende alternatieven: verdeling in twee of meer 'klassen' (opleidingsniveau)