Nieuwe ontwikkelingen in testtheorie en testconstructie - Praktisch gebruik van de item-responstheorie - De itembank en epuivalering van scores en kenmerken van items

18 belangrijke vragen over Nieuwe ontwikkelingen in testtheorie en testconstructie - Praktisch gebruik van de item-responstheorie - De itembank en epuivalering van scores en kenmerken van items

Wat is het probleem van standaardtests?

1. Het is niet altijd inhoudelijk representatief (inhoudsvaliditeit).

2. Standaardtests veronderstellen standaardpopulaties.

3. Individualisering van het leerproces. Niet iedereen is even ver gevorderd op het moment van testen.

Welke bezwaren zijn er tegen het gebruik van standaardtests?

  • Inhoudsvaliditeit: ze zijn niet altijd representatief voor het inhoudsdomein
  • Ze veronderstellen het bestaan van standaardpopulaties
  • Individuele leerprocessen lopen niet synchroon

Wat zijn de bezwaren in de onderwijscontext voor het gebruik van standaardtests?

1) niet altijd representatief voor het inhoudelijk domein. Inhoudsvaliditeit. Een bijkomend probleem is dat een respondent op iedere standaardtest uit een bepaald domein een andere betrouwbaarheid scoort.

2) Standaardtests veronderstellen standaardpopulaties en die bestaan in de onderwijspraktijk nauwelijks.

3) Er is sprake van individualisering van het leerproces
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat zijn vloereffecten of plafondeffecten?


Bij een plafondeffect is de test in het tweede moment te makkelijk geworden en behaald bijna iedereen de maximale score.

Wat zijn 4 bezwaren tegen het gebruik van standaardtest en standaardtoetsen in onderwijscontext?

  • standaardtests zijn niet altijd representatief voor een inhoudelijk kennis- of vaardigheidsdomein;
  • standaardtests veronderstellen het bestaan van een standaardpopulatie;
  • er is een individualisering van het leerproces, resulteert in een uiteenlopende beheersingsniveaus van de studiestof;
  • Het meten van bezwaren vergt 2 meetmomenten (bij het tweede meetmoment last van geheugeneffecten, vloereffecten en plafondeffecten waardoor het werkelijke niveau niet kan worden vastgesteld).

Wat bedoeld Van der Linden (1983) met het 'moderne complex'  van theorie en toepassing van tests?

De combinatie van itembank en item-responstheorie (de voordelen van itembanken komen vooral tot hun recht als de testprestaties voldoen aan de eisen van de item-responstheorie).

Wat is het 'klassieke complex' ?

Het klassieke complex is de combinatie van standaardtests en klassieke testtheorie.

Welke bezwaren heeft het gebruik van een standaardtest in het onderwijs?

  1. Niet representatief voor inhoudelijk domein
  2. standaardtest gaat uit van standaardpopulatie (die bestaan amper in het onderwijs)
  3. leerproces wordt steeds meer geïndividualiseerder
  4. je wilt verandering meten, dus twee meetmomenten: leereffect, geheugeneffect; vloereffect en plafondeffect

Wat is het equivaleren van itemkenmerken?

Het afbeelden, op een gemeenschappelijke schaal, van gecalibreerde items die afkomstig zijn uit verschillende tests die alle hetzelfde psychologische begrip meten.

Wat houdt plafondeffect in en hoe kunnen we de effecten van twee meetmomeneten oplossen

  • plafondeffecten: de test is op het tweede meetmoment te gemakkelijk geworden en behaalt bijna iedereen de maximale score.
  • testen met verschillende moeilijkheidsniveau aanbieden, waarvan de testscores achteraf vergelijkbaar worden gemaakt

Wat hebben een itembank en de item-responstheorie gemeenschappelijk?

De eigenschap van populatie-ONafhankelijkheid van metingen; hierdoor is het mogelijk om alle items uit een bank op dezelfde schaal af te beelden, mits de gegevens voor de gehele itembank kunnen worden beschreven met het gekozen item-responsmodel (m.b.v. calibreren en equivaleren)

Welke twee manieren van coderen zijn er om items op te slaan in een itembank?
En welk systeem is het meest flexibel?

1. Items opslaan naar onderwerp of plaats in het curriculum

2. Ieder item vergezeld door één of meer sleutelwoorden (met bijgaande code) in de bank onder te brengen.

Het tweede systeem is het meest flexibele systeem. Zowel om items terug te vinden als in het geval er sprake is van een uitbreiding van kenmerken.

Hoe zou je het probleem van geheugen-, vloer- en plafondeffect kunnen oplossen?

Testen met verschillend moeilijkheidsniveau aanbieden, waarvan de testscores achteraf vergelijkbaar kunnen worden gemaakt.

Op welke 2 wijzen kunnen items worden opgeslagen in de itembank (volgens Millman en Arter) ?

1. Naar onderwerp of plaats in het curriculum
2. Aan ieder item een of meer sleutelwoorden toekennen (+ cijfercode)

Verder nog:
- technische info; moeilijkheid, pseudokansniveau,etc.
- kruisverwijzingen naar verwante items
- populatie van respondenten waarvoor item is bedoeld
- aantal malen dat een item is bijgesteld
- etc.

Welke informatie van een item wordt in een itembank opgeslagen?

1. Inhoudelijke kenmerken van een item

Technische kenmerken van een item als:
2. De moeilijkheidsgraad van een item
3. Discriminerend vermogen
4. Pseudokansniveau
5. I.h.g.  van meerkeuze items kan de anwoordfrequentie voor ieder alternatief worden geregistreerd.
6. Afwijkingen van het item aan de eisen die aan het item-respons model worden gesteld

Overige info:
7. Kruisverwijzingen naar andere items in de bank
8. Het aantal malen dat het item is gebruikt
9. Oorsprong van het item
10 de populatie van respondenten waarvoor het item bedoeld is

Itembank en de item-responstheorie gaan hand in hand, waarom is dat zo? En hoe wordt dit genoemd?

  1. Dit is gelegen in de eigenschap van populatie-onafhankelijkheid van metingen. Hierdoor is het mogelijk om alle items uit een bank op dezelfde schaal af te beelden, mits de gegevens door de gehelde itemsbank kunnen worden beschreven met het gekozen item-responsmodel
  2. moderne complex

Hoe wordt de combinatie van itembank en itemresponstheorie aangeduid?

Moderne complex

Op welke 2 manieren kunnen items in een bank worden geclassificeerd?

  • Naar onderwerp of plaats in het curriculum (optellen, vermenigvuldigen, getallen onder de 100)
  • aan de hand van sleutelwoorden ( 125 + 237 = optellen (1), groot (2), abstract (1) of te wel code 121)

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo