De bijdrage van de test in het beslissingsproces - opdrachten
18 belangrijke vragen over De bijdrage van de test in het beslissingsproces - opdrachten
Welke 3 opmerkingen passen er bij de categorieën A (positieve missers), B (positieve treffers), C (negatieve treffers) en D (negatieve missers)? Wat voor karakter hebben de schalen/categorieën?
- Nominaal karakter (criteriumprestatie boven kritische criteriumscore dan is het aanwezig, eronder afwezig). Bijvoorbeeld de griep: beiden voldoen aan het criterium, maar klachten kunnen verschillen;
- Categorieën A en C zijn in de praktijk niet zichtbaar. (Individuen die tot deze categorieën behoren worden op basis van de testscore namelijk afgewezen en voor hen zal informatie over het criterium veelal niet beschikbaar zijn.)
- Zie afbeelding.
Wat bepaalt de wetenschappelijke waarde van een test?
En wat de praktische waarde?
- de wetenschappelijke waarde van een test wordt bepaald door het wetenschappelijke belang van de eigenschap die door de test wordt gemeten
- de praktische waarde van een test kan daarentegen het beste worden beoordeeld tegen de achtergrond van de beslissingen die met de test worden genomen
- om de bijdrage van een test aan dergelijke beslissingen te kunnen beoordelen, is het nodig om het samenstel van kansen op succes in opleidingen of functies waarop de beslissing is gericht en van waarderingen van dat succes in ogenschouw te nemen
- deze kansen en waarderingen variëren sterk met de eigenschappen van de beslissingssituatie
Welke 4 kengetallen bestaan er nog meer naast selectieratio, toevalskans en succesratio? Deze kengetallen zijn bruikbaar om tot een weloverwogen keuze van een test te komen.
- Sensitiviteit of de proportie van mensen met ziekte/conditie die ook als zodanig zijn geïdentificeerd. Formule= B/(A+B).
- Specifiteit of de proportie van mensen die niet de ziekte/conditie hebben en die ook als zodanig zijn geïdentificeerd. Formule= C/(C+D).
- Positief predictieve waarde (PPW) of de proportie van mensen met een positief testresultaat die daadwerkelijk de ziekte/conditie hebben. Formule is hetzelfde als die van de succesratio, namelijk B/(B+D).
- Negatief predictieve waarde (NPW) of de proportie van mensen met een negatief testresultaat die daadwerkelijk niet de ziekte/conditie hebben. Fomruilen= C/(A+C).
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Welke kengetallen kunnen helpen voor het bepalen van het optimale afkappunt?
Zie afbeelding voor voorbeeld tentamenvraag.
- Sensitiviteit;
- Specificiteit;
- Positief predictieve waarde;
- Negatief predictieve waarde.
Geef aan wat de verschillen zijn tussen individuele en institutionele beslissingen.
- bij individuele beslissingen wordt volledig gedacht vanuit het individu dat de beslissing moet nemen of waarvoor de beslissing geldt
- bij institutionele beslissingen daarentegen wordt een groot aantal gelijksoortige beslissingen genomen
In welke selectiesituatie volstaat univariate informatie?
- de alternatieven kunnen kwantitatief van elkaar verschillen, maar wel in één dimensie of in elkaars verlengde liggen
- bijv. verschillende schooltypen die uitsluitend wat betreft niveau en niet wat betreft aard van elkaar verschillen; of een opleiding die in respectievelijk twee, één of een half jaar kan worden voltooid
- aangezien het hier uitsluitend een niveauverschil betreft, kan men in principe dezelfde informatie gebruiken voor de voorspelling van succes binnen die verschillende alternatieven
- men kan volstaan met het variëren van de strengheid van de normen
- informatie die op deze wijze 'op één dimensie' kan worden geschaald noemen we background-colorunivariaat
Welke 2 kengetallen zijn belangrijk voor het bepalen van het optimale afkappunt naast het kennen van de toevalskans?
Waar in figuur 9.2 (p. 403) passen respectievelijk
(a) de selectie van een leraar voor een basisschool,(b) de keuze of iemand wel of niet een psychologiestudie zal volgen,(c) de keuze voor VMBO, havo of VWO, en(d) de beslissing of iemand in een ICT-bedrijf verkoper of programmeur wordt?
? (b) univariaat - ja/nee-keuze - individuele beslissing
? (c) univariaat - niveaukeuze - individuele beslissing
? (d) multivariaat - soortkeuze - individuele beslissing
Hoe kunnen de positieve predictieve waarde (PPW) en de negatieve predictieve waarde (NPW) berekend worden?
In figuur 9.3 (p. 404) staat een freauentietabel van testprestaties (X) bij criteriumprestaties (Y).
Op basis hiervan kan de correlatie tussen X en Y worden berekend.
??
Gebruik de Taylor-Russel-tabel voor toevalskans = 0.60 bij de volgende opgaven:
Wat is de selectieratio bij een validiteit van 0.35 en een succesratio van 0.70?
Geeft de tabel de exacte oplossing?
Zo niet, hoe kan het antwoord dan worden gevonden?
- formuel selectieratio = B + D/A+B+C+D
- volgens de tabel (p. 409) = ligt tussen 0.60 en 0.50: 0.55
- de tabel geeft geen exacte oplossing
- validiteit = 0.35
- succesratio = 0.70 = B/B+D = 70% van de kandidaten in de aangenomen groep is succesvol
- selectieratio = B+D/A+B+C+D = het percentage kandidaten dat wordt aangenomen
- toevalskans = 0.60 = 60% van de kandidaten in de aangenomen groep is succesvol
Laat zien hoe het eruitziet bij conditie uitsluiten. Wordt de sensitiviteit formule gebruikt of wordt specificiteit formule gebruikt?
Taylor-Russel-tabel p. 409:
Als we 20 kandidaten hebben, hoeveel zouden ze er dan moeten aannemen als er verder geen praktische beperkingen zijn op hete aantal aan te nemen kandidaten?
- bij een selectieratio van 55% = 11
- bij een toevalskans van 0.6 = 12
Laat zien hoe het eruitziet bij conditie insluiten. Wordt de sensitiviteit of specificiteit formule gebruikt?
Bij de opdracht met de 20 kandidaten kunnen we nog zelf bepalen hoeveel kandidaten we gaan aannemen, maar vaak wil een bedrijf één kandidaat hebben, namelijk de beste, en verder niemand.
Wat is bij de bovenstaande gegevens de kans dat dit een geschikte kandidaat is?
- bij een succesratio van 0.70 is dat bij 11 kandidaten een kans van 70% = 7,7
- bij 12 kandidaten = 8,4
- ???? weiss nicht, ob das stimmt!
Wat gebeurt er met vakken A-D (A=positieve misser, B=positieve treffer, C=negatieve treffer en D=negatieve misser) als we meer mensen selecteren? Dus eigenlijk selectieratio.
2e vraag= wat gebeurt er als een ziekte zeldzaam wordt?
Antwoord 2e vraag= A+B wordt vrij klein. Horizontale lijn beweegt naar boven. Zie afbeelding. C+D stijgen.
Combineer de juiste formules met de juiste namen van de formules.
Hoe kan worden verklaard dat bij een validiteit van 1 de succesratio's lange tijd 1 zijn (tot selectieratio 0.60) en daarna afnemen richting 0.60 (de laagste waarde die wordt gerapporteerd is 0.63)
???
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden