Afneming van tests en verwerking van testgegevens - Zelftoets
11 belangrijke vragen over Afneming van tests en verwerking van testgegevens - Zelftoets
Twee studenten, A en B, maken een tentamen dat uit vijftig meerkeuzevragen bestaat. A krijgt een tentamen met twee alternatieven per vraag, B een tentamen met vijf alternatieven per vraag. Beide studenten maken het tentamen ‘naar eer en geweten’, dat wil zeggen dat zij niet gokken, maar ervan overtuigd zijn dat zij de goede antwoorden geven. A en B beantwoorden beiden veertig vragen goed. De docent past de gebruikelijke correctie voor gokken toe; na deze correctie moet de score minimaal 35 zijn om te zijn geslaagd. Wat is de uitslag?
Zie formule 5.1
2. Wanneer een testscore betrekking heeft op een zogenoemde absolute meting, wordt de score
Uw antwoord
- niet genormeerd.
- genormeerd bij twee groepen.
- genormeerd bij drie groepen.
- genormeerd bij meer dan drie groepen; het aantal groepen is afhankelijk van het doel van het onderzoek.
niet genormeerd.
3. Voor een vierjarige jongen wordt een IQ van 125 berekend. Op tienjarige leeftijd wordt dezelfde jongen opnieuw getest en wordt opnieuw een IQ van 125 berekend. Deze laatste uitkomst geeft aan dat het verschil tussen mentale en chronologische leeftijd in absolute zin
Uw antwoord
- groter is dan op vierjarige leeftijd.
- op vier- en tienjarige leeftijd nooit voorkomt.
- kleiner is dan op vierjarige leeftijd.
- even groot is als op vierjarige leeftijd.
groter is dan op vierjarige leeftijd
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Voor een bepaalde groep personen zijn testscores scheef-verdeeld. Wanneer men de testscores zodanig wil transformeren dat een symmetrische verdeling ontstaat, moet men de scores omzetten in
4. De juiste interpretatie van een z-score is
Uw antwoord
- het aantal standaarddeviaties van de oorspronkelijke scores boven of onder het oorspronkelijke gemiddelde.
- het aantal getransformeerde meeteenheden boven of onder het getransformeerde gemiddelde.
- het aantal oorspronkelijke meeteenheden boven of onder het oorspronkelijke gemiddelde.
- het aantal getransformeerde meeteenheden boven of onder het getransformeerde gemiddelde én het aantal standaarddeviaties van de oorspronkelijke scores boven of onder het oorspronkelijke gemiddelde.
Uitleg: De transformatie naar z-scores leidt tot twee normeringen: in de eerste plaats worden alle oorspronkelijke scores uitgedrukt in afwijkingen van het gemiddelde (de teller van de transformatieformule); vervolgens worden deze afwijkingen uitgedrukt in eenheden van de oorspronkelijke standaarddeviatie door te delen door deze standaarddeviatie (de noemer van de transformatieformule). Het resultaat bestaat uit getransformeerde scores met een gemiddelde van 0 en een standaarddeviatie van 1
Het percentage personen dat hoger scoort dan een bepaalde ruwe score; is altijd ....... het percentage personen dat hoger scoort dan de met deze ruwe score corresponderende z-score. Op de plaats van de puntjes moet worden ingevuld:
background-colora) gelijk aan
b) groter dan
c) kleiner dan
d) niet te beantwoorden zonder verdere gegevens
- de z-transformatie is een lineaire transformatie
- dat wil zeggen dat als gevolg van de transformatie alleen het gemiddelde en/of de standaarddeviatie veranderen en niet de onderlinge afstand tussen de scores of de vorm van de scoreverdeling
Wanneer men een lineaire transformatie op de oorspronkelijke scores wil toepassen, moet men deze scores
Een aantal scores is normaalverdeeld. Men wil deze scores zodanig transformeren dat het aantal personen tussen twee opeenvolgende getransformeerde scores over de gehele meetschaal gelijk is. De volgende getransformeerde scores voldoen aan deze eis:
(niet: z-scores of stanines!)
Gegeven: in een scoreverdeling hebben het vijfentwintigste en vijfenzeventigste percentiel de waarde 100 respectievelijk 150. Gevraagd: de waarde van het vijftigste percentiel.
9. Tussen welk paar z-scores is het percentage personen het grootst als de oorspronkelijke scores ongeveer normaalverdeeld zijn?Uw antwoord
1.50 en 2.50
0.00 en 1.00
-0.50 en 0.50
3.50 en 4.50
11. Gegeven:
Een scoreverdeling is negatiefscheef (dat wil zeggen dat een relatief lange staart naar links loopt en de top van de verdeling in de rechterhelft valt). Wanneer de scores worden omgezet in percentielen, is het verschil tussen de scores die corresponderen met het tiende en twintigste percentiel ...... het verschil tussen de scores die corresponderen met het tachtigste en negentigste percentiel. Op de plaats van de puntjes moet worden ingevuld:
Uw antwoord
- even groot als
- niet te beantwoorden zonder verdere gegevens
- groter dan
- kleiner dan
groter dan
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden