Betrouwbaarheid - Bepaling van de Betrouwbaarheid - Parallelvormmethode

20 belangrijke vragen over Betrouwbaarheid - Bepaling van de Betrouwbaarheid - Parallelvormmethode

Wanneer zijn tests paralleltests?

  1. De gemiddelden van de geobserveerde testscores zijn gelijk
  2. De varianties van de geobserveerde scores zijn gelijk
  3. De correlaties met een criterium (willekeurig variabele Y) zijn gelijk!


Opm. door standaardiseren van testscores kan hier gemakkelijk aan worden voldaan

Wat houdt de parallelvormmethode in en hoe wordt hieruit de betrouwbaarheid bepaald?

Het voorleggen van een inwisselbare maar niet identieke test aan een groep proefpersonen. De correlatie tussen de scores geeft een schatting van de betrouwbaarheid van de afzonderlijke testscores in deze groep.

Wat is de definitie van parallelle tests bij een herhaalde meting?

Met parallel wordt bedoeld dat de correlatie tussen behaalde scores gelijk is aan de betrouwbaarheid van de afzonderlijke testscores.

We spreken over een paralleltest als de de gemiddelden en varianties gelijk zijn én de correlaties met een criterium gelijk zijn.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Hoe bereken je de betrouwbaarheid via de paralleltestmethode?

Betrouwbaarheid = correlatie tussen test1 en test2

Welke 2 veronderstellingen worden er in parallelle tests gedaan?

1. Dat een persoon op beide tests identieke betrouwbare scores heeft.

2. De spreiding van de ruwe score in de populatie is op beide tests gelijk.

Hoe kan in de praktijk de betrouwbaarheid van een testscore worden bepaald?

Door van de test een parallelversie te construeren en voor beide tests in een bepaalde steekproef de scores te verzamelen. De correlatie tussen deze scores geeft een schatting van de betrouwbaarheid van de afzonderlijke testscores in deze groep; ze zijn immers inwisselbaar.

Hoe wordt de betrouwbaarheid kan dus worden geformuleerd ?

De betrouwbaarheid kan dus worden gedefinieerd als de correlatie (r) tussen twee parallelle testscores (X en X')

r (X1,X2) = rxx'

Hoe kun je checken of 2 tests parallel zijn?

  • Gemiddelde scores X zijn gelijk
  • Gemiddelde spreiding S²(X) zijn gelijk
  • Correlatie met een willekeurige andere variabele Y is gelijk


(Laatste criterium is het belangrijkste)

Wat verstaan we onder het schatten van betrouwbaarheid op basis van twee testafmetingen?

  1. De paralleltests: twee tests die equivalent en inwisselbaar zijn van elkaar (WISC vs Rakit)
  2. twee afnemingen van dezelfde test: tweede afname is een onafhankelijke replicatie (Wisc vs Wisc)

Waarom is niet direct te controleren of een paralleltest voldoet aan de eigenschap dat de correlatie gelijk is aan de betrouwbaarheid?

  • Betrouwbare scores zijn niet direct observeerbaar.
  • Daarom werken met geobserveerde testscores, werkend vanuit de formule dat de gemiddelde betrouwbare score op een test gelijk is aan de gemiddelde geobserveerde score

Indien twee testversies parallel zijn, dan moeten de volgende drie eigenschappen gelden voor de ruwe scores X1 en X2

    • X1gem = X2gem
    • S2 (X1) = S2 (X2)
    • r(X1,Y) = r(X2,Y)

Wat verstaan we onder het schatten van betrouwbaarheid op basis van één testafmetingen?

  1. Splitsingsmethode: splitsen van één test in twee halve tests. Deze halve tests spelen de rol van parallelle.
  2. interne-consistentiemethode: de covariantie (samenhang tussen items) van alle individuele items bekijken. Dit leidt tot een ondergrens van de betrouwbaarheid.

Wat houdt de eerste vooronderstelling, uitgedrukt in formule 6.17 in?

de eerste vooronderstelling, uitgedrukt in formule 6.17 =TiI = TiII , houdt in dat een bepaalde persoon i op twee paralleltests identieke betrouwbare scores heeftde twee testversies geven dus per individu hetzelfde prestatie- of gedragsniveau aan, terwijl er per test wel variatie over individuen is

Welke veronderstelling kunnen we aannemen aan de hand van deze formule?

De eerste vooronderstelling houdt in dat een persoon i op twee paralleltests identieke betrouwbare scores heeft, terwijl er per test wel variatie over individuen is

Wat houdt de tweede vooronderstelling, uitgedrukt in formule 6.18 in?

de tweede vooronderstelling, formule 6.18 = S2(XI) = S2(XII)  betekent dat de spreiding van de ruwe score in de populatie op beide tests gelijk isLord en Novick (1968) spreken in geval van de vooronderstellingen 6.17 en 6.18 van pseudo-parallellie

Welke veronderstelling kunnen we aannemen aan de hand van deze formule?

De tweede vooronderstelling betekent dat de spreiding van de ruwe score in de populatie op beide tests gelijk is (de variantie).

Welke veronderstelling kunnen we aanneme aan de hand van de eigenschappen van de twee voorgaande formules?

Uit de eigenschappen 6.17 en 6.18 volgt dat de correlatie tussen XI en XII gelijk is aan de betrouwbaarheid van zowel XI als XII afzonderlijk.

Aan welke drie eisen moet een parallellie van testversie voldoen?

  1. Gem geobserveerde score van test I is gelijk aan de gemiddelde geobserveerde score van test II
  2. de variantie van de geobserveerde score van test I is gelijk aan de variantie van de geobserveerde score van test II
  3. de correlatie van de geobserveerde score van test en een willekeurige variabele is gelijk aan de correlatie van de geobserveerde score van test II en dezelfde willekeurige variabele

Welke eigenschap van parallelle tests verschaft de testconstructeur een belangrijk middel om te controleren of zijn testversie al dan niet aan de eis van parallellie voldoen?

De eigenschap van parallelle tests dat ze met iedere willekeurige variabele Y dezelfde correlatie hebben, verschaft de testconstructeur een belangrijk middel om te controleren of zijn testversies al dan niet aan de eis van parallellie voldoen.

Hoe kunnen de resultaten voor het onderzoek naar de parallellie van testversies kunnen worden samengevat?

Indien twee testversies, I en II, parallel zijn, dan moeten de volgende drie eigenschappen gelden voor de ruwe scores XI en XII  :
formule 6.20: XgemiddeldI = XgemiddeldIIformule 6.18: S2(XI) = S2(XII)formule 6.21: r(XI,Y) = r(XII, Y)waarbij Y een willekeurige variabele is.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo