Samenvatting: Testtheorie En -Praktijk

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 44 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Testtheorie en -Praktijk

  • 1 Inleiding

  • 1.1 Testtypen

    Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat is de test van maximale prestatie?

    Proefpersoon moet probleem oplossen, moet bepaalde prestatie leveren. Sommetjes oplossen, allemaal reactief, de respondent moet meewerken om de meting te verrichten
  • Welke 4 soorten maximale prestatie tests zijn er?

    1. Enkelvoudige algemene niveautests, hele algemene vaardigheden, welk niveau heb je over het algemeen
    2. Meervoudige algemene niveautests, bepaalde specifieke vaardigheden, WAIS intelligentietest
    3. Speciale niveautest, d2 concentratietest, hoe goed kan iemand zich concentreren
      • Norm-georiënteerd: mensen moeten minimaal een 6 halen
      • Criterium-georiënteerd: mensen moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen, rij-examen
    4. Vorderingstest/studietoets, cito-toets, hoe ver is iemand in een bepaalde ontwikkeling
  • Wat is de test van typische gedragingen?

    Hoe men zich gedraagt, observaties kunnen niet reactief (hoeven niet per se mee te werken, denk aan observatei) of reactief (je moet vanwege ethische redenen zeggen dat er iemand achter het raam zit). De rest is reactief.
  • Welke 2 soorten vorderingstesten zijn er?

    1. Norm-georiënteerd: het onderling vergelijken van de studieprestaties van leerlingen/studenten.
    2. Criterium-georiënteerd: de vergelijking van de prestatie van de leerling of student met een onderwijsdoelstelling.
  • Welke 2 soorten kwalitatieve prestatietests zijn er?

    1. Neuropsychologische tests: hierbij gaat het niet om de prestatie van de persoon, maar of diegene een hersenbeschadiging heeft.
    2. Projectietests: een voorbeeld hiervan is de Rorschach, hierbij moet een persoon vertellen wat hij of zij ziet in inktvlekken en op de grond van deze percepties wordt door de psycholoog geprobeerd persoonlijkheidseigenschappen te meten.
      ! Projectietests blijken in het algemeen niet te voldoen aan minimale eisen voor kwaliteit!
  • 1.2 Testkenmerken

  • Wat is de intuïtieve methode en welke 2 soorten zijn er?

    Geen/informele kennis over construct.
    1. Rationele methode, er is een 1-op-1 relatie tussen verbale rapportage (direct naar construct vragen, heb je een burn-out?) en construct. Constructeur gebruikt alles wat hij/zij weet over construct
    2. Prototypische methode, test wordt gemaakt aan de hand van het prototype. Itemconstructie door inbeelden het construct in grote mate te bezitten
  • Wat is de inductieve methode en welke 2 soorten zijn er?

    Weinig/globale kennis over construct
    1. Interne methode, verzamel groot aantal bestaande items op basis van inhoud. Achteraf worden de meest homogene items geselecteerd, maar validiteit is betwijfelbaar omdat je bestaande items selecteert die wellicht andere dingen meten
    2. Externe methode, selecteer veel verschillende items, achter de items selecteren die hoogst samenhangen met criterium
  • Wat is de deductieve methode en welke 2 soorten zijn er?

    Veel kennis over construct
    1. Construct methode, constructie op basis van theoretisch verwachte verbanden met andere constructen (nomologisch netwerk)
    2. Facet methode, itemconstructie volgens design dat het hele domein van construct dekt. Elk aspect (facette) van het construct wordt op een systematische manier gemeten
  • Wat zijn de nominale-, ordinale- en intervalschaal?

    1. Nominale schaal: het onderbrengen van testgegevens van verschillende personen in een aantal verschillende, ongeordende categorieën.
    2. Ordinale schaal: het geheel of gedeeltelijk rang-ordenen van de testgegevens van verschillende personen.
    3. Intervalschaal: het toekennen van getallen met intervaleigenschappen aan de testgegevens.
    • Intervaleigenschappen wil zeggen dat de verhouding van verschillen tussen de getallen betekenis heeft – A, B, C en D hebben respectievelijk 10, 6, 4 en 2 gehaald. De intervaleigenschap betekent dat het verschil tussen A en B (4) twee maal zo groot is als het verschil tussen C en D (2).
  • 1.3 Bewerking van testgegevens

    Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat is een indicatief- en contra-indicatief item?

    Indicatief item (direct indicatie voor onderliggend psychologische construct) "Ik vind het leuk om nieuwe manieren te bedenken om iets te doen", contra-indicatief (stelt de vraag op negatieve manier) "In een nieuwe situatie weet ik me vaak geen raad".
    Ter voorkoming van vertekeningen doordat mensen graag ja antwoorden en om de respondent scherp te houden.
LET OP!!! Er zijn slechts 44 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Onderwerpen gerelateerd aan Samenvatting: Testtheorie En -Praktijk