Samenvatting: Thema 1B
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Thema 1B
-
1 week 1
-
1.1 Microscopie vaten
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de membraan transport eiwitten?
- Porie: (connexon) langdurig open, diffusie van veel moleculen tegelijkertijd; weinig selectief. Transport met gradiënt mee
- Kanaal (Na-kanaal): twee toestanden: open of gesloten. Open: veel moleculen tegelijkertijd; ionselectief. Transport met de gradiënt mee
- Carrier (glut: glucose transporter): conformatie verandert beurtelings gedurende transport, diffusie van een of enkele moleculen tegelijkertijd; selectief. Transport met gradient mee
- Pomp: Conformatie vearndert beurtelings tijdens transport. Transport van een of enkele moleculen tegelijkertijd; selectief. Transprt tegen gradient in dus extra energie nodig
- Porie: (connexon) langdurig open, diffusie van veel moleculen tegelijkertijd; weinig selectief. Transport met gradiënt mee
-
Welke twee soorten transport zijn er?
- Passief: downhill: met de elektrochemische gradient mee, gedreven door de potentiele energie in de gradiënt
- Actief: uphill: tegen de elektrochemische gradient
- Direct gedreven door ATP hydrolyse = primair
- Indirect gedreven door
- Downhill symport van ander ion of molecuul
- Downhill antiport van ander ion molecuul
- Passief: downhill: met de elektrochemische gradient mee, gedreven door de potentiele energie in de gradiënt
-
Welke soorten carriers zijn er?
Uniport , symport en antiport ( = exchanger) -
Vier kenmerken van een arteriole?
- De tunica media bestaat uit 1-3 spierlagen (cellagen dik)
- Endotheelcellen zijn aan de binnenzijde nog te zien
- Lamina elastica interna wel zichtbaar, externa niet
- Belangrijk voor de bloeddrukregulatie
Zijn wat kleiner - De tunica media bestaat uit 1-3 spierlagen (cellagen dik)
-
Wat zijn de vijf kenmerken van een cappillair?
- Vooral functie voor de stofwisseling
- Daarom geen tunica media en adventitia
- Grote van een rode bloedcel
- Omgeven door endotheelcellen, met daaromheen de basaalmembraan
- Geen tunica media, maar wel een enkele gladde spiercel
- Vooral functie voor de stofwisseling
-
Vier getallen over de cappillair?
4-10 um diameter
90% vasculatuur
100.000 km lengte met opp van 5000 m2 -
De drie soorten capillairen?
- Continue capillairen: endotheelcellaag zonder gaten, bevatten 1-3 cellen in een diamter. Pericyten binnen de basale lamina. Zitten in bloed hersenbarrière
- Gefenestreerde capillairen: hebben fenestrae van 80 nm en continue basale lamina. Nier, darm, galblaas en endocriene klieren waar eiwitten doorheen moeten
- Discontinue capillairen: feneastrae met grote diameter 30-40 um. Basale lamina is discontinue: lever, milt beenberg
- Continue capillairen: endotheelcellaag zonder gaten, bevatten 1-3 cellen in een diamter. Pericyten binnen de basale lamina. Zitten in bloed hersenbarrière
-
Wat is de functie en een eigenschap van venen?
Functie is het opvangen van bloed en terugbrengen naar het hart. Moeten daarom kunnen uitdijen (reservoirfunctie ). Allevenulen hebben relatief groot lumen in relatie totvaatwanddikte
Depostcapillaire venulen lijken opcapillairen , 15-20 um
Vanaf grofweg de medium sized venen krijg je kleppen. Om venulen zitten endotheelcellen -
Welke pathologie kan optreden bij de venen?
Als het hart het bloed niet meer goed rondpompt blijft er vocht in de venen hangen --> oedeem. De vaatwand gaat niet kapot, maar reservoirfunctie houdt wel op en het vocht loopt eruit -
Wat kan je zeggen over de potentiële energie in de iongradiënt? Hoeveel is die van Na en van Ca wat betreft die eigenschap?
Die is recht evenredig met het verschil tussen demembraanpotentiaal enevenwichtspotentiaal .
Vm - ENa: -147
Vm - ECa: -203
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden