TWEE VORMEN VAN NEUROTRANSMISSIE
7 belangrijke vragen over TWEE VORMEN VAN NEUROTRANSMISSIE
Wat zorgt voor de regulering van signalering in directe paden in het brein?
- Grote flexibiliteit in hersenfuncties.
- Voorkomt dat dezelfde input bij dendrieten altijd tot dezelfde output vanuit het axonuiteinde leidt.
- Maakt complexe communicatie en aanpassing mogelijk binnen het zenuwstelsel.
Wat is een indrecte verbinding en wat is de rol van een heteroreceptor in synaptische verbinding?
- Bij een indirecte verbinding maakt een axon dat van de zijkant komt, synaptisch contact met het presynaptische gedeelte naast de autoreceptor.
- Een heteroreceptor is oorspronkelijk het presynaptische element in het directe pad.
- In het indirecte pad fungeert de heteroreceptor als postsynaptisch element.
- De autoreceptor en heteroreceptor spelen belangrijke rollen in de neurotransmissieregulatie.
Wat gebeurt er als een neurotransmitter bindt aan een postsynaptische receptor?
- K⁺-kanalen sneller open: - Verkort actiepotentiaal, vermindert neurotransmissie.
- K⁺-kanalen langzamer open: - Verlengt actiepotentiaal, vermeerdert neurotransmissie.
- Ca²⁺-kanalen langzamer open: - Minder neurotransmissie.
- Ca²⁺-kanalen sneller open: - Meer neurotransmissie.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Hoe verschillen de effecten van directe en indirecte signalen?
- Indirecte signalen: - Duurt tientallen milliseconden om op gang te komen.
- Directe signalen: - Werkt binnen milliseconden.
- Postsynaptische potentiaal: - Kost één milliseconde om te vormen, actiepotentiaal in een paar milliseconden.
Welke neurotransmitters functioneren ook als indirecte boodschappers?
- Indirecte boodschappers.
- Dit betekent multifunctioneel gebruik binnen verschillende signaleringspaden.
Wat zijn de kenmerken en effecten van volledige en partiële agonisten?
- Volledige agonisten veroorzaken een optimale conformatieverandering van receptoren, resulterend in maximale effecten.
- - Partiële agonisten hebben een relatief lage intrinsieke activiteit, leiden tot suboptimale effecten en bewerkstelligen geen optimale conformatieverandering.
Wat is het verschil tussen excitatoire en inhibitoire potentialen?
1. Excitatoir potentiaal
- Stimulerend effect
- - Verhoogt kans op actiepotentiaal
- Remmend effect
- - Verlaagt kans op actiepotentiaal
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
