Samenvatting: Thema 4 Transport
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Thema 4 Transport
-
4.1 Hartstilstand/ transportsystemen
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4.1
Laat hier meer flashcards zien -
Leg uit dat bij een hartstilstand het hart niet stil is. Wat is er wel stil?
- De kamers van het hart kunnen snel en ongecoördineerd trillen (kamerfibrilleren)
Het hart pompt dan niet meer effectief en de bloedstroom komt tot stilstand. -
Wat gebeurt er bij een hartstilstand als de bloedstroom tot stilstand komt? 2
Het hart pomp dan niet meer effectief (en de bloedstroom komt tot stilstand).
Hiermee stopt ook de toevoer van zuurstof naar de cellen in het lichaam. -
Noem op volgorde wat er gebeurt bij iemand met een hartstilstand. Dus nadat de toevoer van zuurstof naar de cellen in het lichaam is gestopt.
- slachtoffer raakt binnen enkele seconden bewusteloos
- Normale ademhaling valt weg en de huid wordt bleker
- na een paar minuten raken de hersencellen beschadigd (onherstelbaar)
- Daarna lopen andere organen ook schade op. -
Op welke manier vindt er bij eencellige organismen en bij dieren die uit enkele cellagen zijn opgebouwd transport van stoffen plaats? Hoe kan dit? Voor welke twee stoffen geldt dit ook?
Transport vindt plaats door diffusie over kleine afstanden.
Alleen bij korte afstanden is het transport door diffusie groot genoeg om cellen (van eencellige organismen) van voldoende zuurstof te voorzien.
Opname: voedingsstoffen
Afgifte: afvalstoffen -
Wat voor transportmechanisme hebben grotere organismen (zoals dieren)?Beschrijf simpel
Een bloedsomloop
Transport vindt plaats door bloed wat door het lichaam stroomt. -
Bij grotere organismen vindt transport plaats d.m.v. De bloedsomloop. Transport vindt plaats door bloed wat door het lichaam stroomt.1. Door welk orgaan wordt hiervoor de kracht geleverd? 2. Wat doet deze in het lichaam?3. Welk verschil heeft dit met eencellige organismen?
1. Het hart
2. Het hart pompt het bloed door de bloedvaten in het lichaam
3. Daardoor worden stoffen sneller naar de cellen in het lichaam gebracht dan door diffusie. -
1. Voor welke twee factoren zorgt de bloedsomloop?2. Waar speelt het bloed ook een rol bij?
1. De bloedsomloop zorgt voor een homogeen (gelijkmatig) en constant intern milieu
2. Bloed speelt ook een rol bij de afweer tegen o.a. Ziekteverwekkers -
Wat kun je zeggen over de bloedsomloop bij gewervelde dieren (regenwormen, inktvissen)?Waar dient dit voor?
Dit is een gesloten bloedsomloop.
In een gesloten bloedsomloop is het bloed in de bloedvaten gescheiden van de lichaamsvloeistof. -
Leg de enkelvoudige bloedsomloop uit in stappen. 4
- per omloop door het lichaam stroomt het bloed één keer door het hart
- vanuit het hart stroom het bloed naar de organen
- vanuit de organen stroomt het bloed door naar het gaswisselingsorgaan.
- .. Om koolstofdioxide af te geven en zuurstof op te nemen. -
Beschrijf de werking van de kleine bloedsomloop. 3
-De rechterhelft van het hart stroomt het bloed naar beiden longen
- vanuit de longen stroomt het bloed naar de linkerhelft (de kleine bloedsomloop)
- Het bloed neemt daarbij zuurstof op en geeft koolstofdioxide af
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden