De renaissance - Zelftoets
8 belangrijke vragen over De renaissance - Zelftoets
1. Wat is het meest opvallende verschil tussen veertiende-eeuwse miscycli zoals de Mis van Doornik en de meerstemmige missen uit het midden van de vijftiende eeuw?
2. Waarin verschillen de zogeheten Parijse chansons van hun Franco-Vlaamse tegenhangers?
Het polyfone ideaal is in de overwegend syllabische en homoritmische schrijfwijze sterk op de achtergrond geraakt. Franco-Vlaamse componisten bleven de polyfone schrijfwijze doorgaans trouw en schreven chansons in de doorimiterende stijl.
3. Continentale componisten legden zich vanaf ca. 1455 toe op het componeren van miscycli waarin de muzikale eenheid door middel van een terugkerende melodie tot stand werd gebracht. Hoe hadden ze voorheen de beoogde muzikale eenheid tussen de delen van het Ordinarium tot stand gebracht?
a een gelijke bezetting
b gelijkblijvende functies binnen de verschillende stemmen
c gelijkblijvende tonaliteit
d een identiek beging dat als motto van het werk functioneert
e dezelfde maatsoort(en)
f overeenkomsten op structurele vlak, zoals een soortgelijke behandeling van identieke woorden (zoals het 'Amen' in het Gloria en Credo van Dufay)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
4. Waarin onderscheidt een parodiemis zich van een cantus-firmus-mis?
5. Waarom maakten componisten juist in hun ceremoniële motetten gebruik van de isoperiodische techniek?
7. Welke ontwikkeling rond de getoonzette tekst is in de muziek van de periode van circa 1400-1575 waarneembaar?
8. Welke van de zogeheten formes fixes werd in de vijftiende eeuw het veelvuldigst gebruikt?
9. Waarom ligt woordschildering niet direct voor de hand in chansons uit de vroege vijftiende eeuw?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden