Comorbiditeit (executieve functies en sociale cognitie) bij kinderen met speciale leerbehoeften
28 belangrijke vragen over Comorbiditeit (executieve functies en sociale cognitie) bij kinderen met speciale leerbehoeften
Noem vier belangrijke veranderingen die zijn doorgevoerd van DSM-4 naar DSM-5 wat betreft ADHD
- Het valt onder een nieuwe algemene categorie; neurodevelopmental disorders
- Het wordt vanuit een breder perspectief belicht; daarbij is er een lagere leeftijdscutoff voor de diagnose bij volwassenen (>17 jaar)
- Debuutleeftijd is nu 12 jaar, eerst was dit 7 jaar
- Er zijn geen grote veranderingen in de diagnostische criteria
Wat zijn de kernsymptomen en wat is het ontwikkelingsbeeld daarbij van ADHD?
- hyperactiviteit en impulsiviteit; onvermogen stil te zitten, gedrag te onderdrukken. Ontwikkelingsbeeld: waarneembaar vanaf 4 jaar met piek rond 7-8 jaar, dan afname van symptomen van hyperactiviteit, impulsiviteit blijft bestaan.
- aandachtstekort; verminderd vermogen om aandacht te richten en verminderde snelheid van cognitieve verwerking en reageren. Ontwikkelingsbeeld: zichtbaar rond 8-9 jaar, levenslang aanwezig.
Waarom kan er voor 4 jaar geen diagnose worden gesteld voor ADHD?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat houdt het in dat ASS geen exclusie-criterium meer is?
Sandra is 19 jaar. Hoeveel symptomen moet zij minstens in 1 of beide categorieën hebben?
Wat zijn belangrijke kenmerken waar opgelet moet worden wanneer een kind symptomen vertoont?
- De symptomen moeten aanwezig zijn op meer dan 1 setting
- Het moet langer dan 6 maanden aanhouden
- de debuutleeftijd moet voor 12 jaar zijn
- het functioneren is inconsistent met het ontwikkelingsniveau
- Er mag geen sprake zijn van een psychiatrische stoornis
Noem een verklaring voor ADHD op biologisch niveau.
Noem drie verklaringen voor ADHD op cognitief niveau.
- inhibitie controleproces
- executieve functies; zelfregulatie affect, werkgeheugen
- motivationele attitude; disbalans effort-activitatie, uitgestelde beloning
Noem vier kenmerken op gedrag van ADHD
- leerproblemen
- taak- werkhoudingsproblemen
- onoplettendheid
- externaliserend gedrag
Op welke drie manieren kan de omgeving invloed hebben op het ontstaan van ADHD?
- Zwangerschap; roken, alcohol, lood, virale infecties
- Perinataal: prematuriteit (<1500 gram)
- Postnataal: cerebraal trauma, infecties, vergiftigen, voedingsstoffen
Hoe ziet de neurologische ontwikkeling eruit van executieve functies?
3-4 jaar tot 6-10 jaar: flexibiliteit
4 jaar, groeispurt tussen 7 en 9 en 11-13 jaar: planning
zelfregulatie/controle tot late adolescentie
Wat zijn drie belangrijke executieve functies voor schoolsucces? Hoe is de relatie hiermee m.b.t. IQ?
- Inhibitie
- cognitieve flexibiliteit
- werkgeheugen
- Dit is belangrijker voor schoolsucces dan IQ!
Wat zijn de veranderingen in de DSM bij ASS?
- Van drie naar twee domeinen
- Het heet nu beperkingen in sociale communicatie en interactie, prestatief gedrag en specifieke interesses
- Aantal symptoomcriteria is 7 (eerst waren het er 12)
- ADHD mag als nevendiagnose worden gesteld
- Er worden drie niveaus van ernst aangegeven
- Meer aandacht voor ASS in de volwassenheid
Met welke anders stoornissen is comorbiditeit aangetoond (ASS)?
- Epilepsie
- ADHD
- fobische angst
Noem drie biologische verklaringen van ASS
- Genen (90% erfelijkheid)
- Brein; hoge densiteit neuronen, neuronen minder vertakt
- Macrocephalie (20%)
Noem twee omgevingsfactoren die invloed hebben op ASS
- beperkte sociale interactie
- sensorische deprivatie
Noem drie cognitieve verklaringen voor ASS
- Theory of Mind; vermogen om zich in te leven in anderen
- Centrale coherentie: vermogen om details in waarneming tot zin- en betekenisvolle gehelen samen te voegen
- Executive functioning: vermogen om oplossing van probleem de geschikte strategie te kiezen, uit te voeren en te evalueren
Noem 6 manieren waarop ASS tot uiting kan komen in het gedrag
- Rekenen: begrippen/symboolbesef
- Inflexibel bij strategiegebruik
- Laag leertempo
- Problemen met communicatie
- Relateren theoretische kennis aan eigen realiteit
- Zaakvakken: beangstigend
Er zijn expliciete en impliciete cognities die vallen onder sociale cognitie en die we gebruiken om het gedrag van anderen en onszelf uit te kunnen leggen. Noem er minstens 3.
- Illusionaire correlatie: geloof dat twee dingen samengaan terwijl er geen echte relatie is
- Stereotiepen: gefixeerde manier van denken over anderen om individuele verschillen te negeren
- Overschatting: tendens om eigen oordelen/inzichten te overschatten
- Just World belief: veronderstelling dat de wereld een eerlijke en rechtvaardige plek is
- Self-fulfilling prophecy: eigen verwachtingen over personene leiden tot het uitkomen van die verwachtingen
- Pre-concepties: Oordelen vooraf die onze waarneming en interpretaties beïnvloeden
- Bevestigingsbias: tendens om die informatie te selecteren die past bij ons beeld en andere informatie te negeren
Wat vertelt het model van Barkely ons over ADHD?
- the evolution of language
- the role of frontal and prefrontal cortex in primates and man
Beide beschrijven de frontale kwamen en de capaciteit voor terugkijken, vooruit denken, gebeurtenissen over tijd linken en zelfregulatie van emoties hebben
Wat houdt het dual pathway model in (ADHD)?
- executieve proces: dysfunctie in de prefrontale cortex, mesocorticale circuits
- motivatie mechanismen
Hoe is het verdeelt met het IQ voor hyperactiviteit, onoplettendheid en impulsivitiviteit?
- Onoplettende type of gecombineerde heeft wel een lager IQ
Noem de drie hoofdcriteria voor autisme vanuit de DSM-5
- kwalitatief gebrek in sociale interactie
- kwalitatieve beperking in communicatie
- beperkt, repetitief en stereotiep gedrag
Wat is het belangrijkste resultaat uit het onderzoek van Russell?
Wat bedoelt Frith met de term week central coherence en wat houdt dit in m.b.t. autisme?
- ongelijk intelligentieprofiel
- goed geheugen
- zwak gezond verstand
Wat zijn aandachtspunten bij het vroeg diagnostiseren van autisme?
- atypisch oogcontact
- visual tracking
- desinteresse
- zintuig georiënteerd gedrag
Waar richt een behandeling bij autisme zich op?
- verminderen van uitdagend gedrag
- verhogen van sociaal en communicatief gedrag
Wat voor soort abnormaliteiten laten kinderen met autisme zien?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden