Merleau-Ponty en Wittgenstein
10 belangrijke vragen over Merleau-Ponty en Wittgenstein
Wat zegt de fenomenologie (Husserl) over de relatie tussen het object en het subject t.o.v. het objectivistische denkkader?
- De onderzoeker (het subject)
- En het onderzochte (het object)
De fenomenologie zet zich hier tegen af: gaat niet uit van tegenstelling tussen wereld vd onderzoeker en wereld van onderzochte objecten.
MAAR: wederzijdse doordringing van die werelden.
- "Het fenomeen (verschijnsel) is dat wat zich toont"
- “Het zich tonen staat zowel in relatie tot datgene wat zich toont, als tot diegene aan wie iets getoond wordt”
- “Het fenomeen is een op het subject betrokken object en een op het object betrokken subject”
Wat is Husserl's (fenomenologie) reactie op hoe Descartes tegen object vs. subject (bewustzijn) aankijkt? & Op welke manier zijn object en subject van elkaar afhankelijk volgens Husserl?
Geen kloof bewustzijn – buitenwereld (‘intentionaliteit’)
- Descartes: mens is een denkende substantie of een ‘geïsoleerd bewustzijn’ dat tegenover de buitenwereld staat. 'Ik denk'
- Husserl: klopt niet, bewustzijn is altijd bewustzijn van iets. Het subject - object schema is daarom onhoudbaar. 'Ik denk dat'
Volgens Fenomenologie zijn de twee polen op elkaar betrokken:
- Subject: het bewustzijn bestaat voor zover het in contact staat met de wereld.
- Object: alleen denkbaar dankzij een subject, het gaat om de door ons beleefde werkelijkheid, om het verschijnen van de objecten voor ons bewustzijn.
Wat bedoelde Merleau-Ponty met dat lichamelijkheid fundamenteel is voor onze omgang met de wereld? & Wat is een lichaamsschema en hoe zijn fantoomledematen hierdoor te verklaren?
- Lichaamsschema: De doorleefde ervaring van het lichaam als eenheid + Harmonie tussen lichaam en omgeving (geen vaste grenzen), bv. atleet met kunstbeen.
- Lichaamsschema is de tussenweg tussen objectivisme (empirisme / fysiologische verklaring) en subjectivisme (intellectualisme / psychologische verklaring).
- Hierdoor een functionele verklaring voor fantoomledematen, bv. bij een geamputeerde arm (behoort nog tot het oude lichaamsschema). Verstoring tussen hanteerbaarheid van de wereld en de mogelijkheid om die te hanteren.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat bedoelt Merleau-Ponty met dat het lichaam zowel Leib als Körper is?
- Körper: Het lichaam is een fysiologisch organisme, een ding. > Materiële natuur
- Leib: Het lichaam is je eigen standpunt / perspectief op de wereld. > Bezielde natuur
Wat is het verschil tussen Descartes ('Ik denk') t.o.v. Husserl en Merleau-Ponty?
Husserl: 'Ik denk dat'
- Fenomenologie: je subjectivistische ervaring heeft altijd betrekking op een object.
- Onder de bewuste akten van het ‘ik denk’ schuilt een lichamelijk ‘ik kan’. Het bewuste denken heeft als basis een ‘zwijgend denken’ dat is gelokaliseerd in zintuigen en ledematen (lichaamsschema).
Wittgenstein I: Wat houdt de afbeeldingstheorie (tractatus) in (2 vergelijkingen afbeeldingen en taal)?
- De enige functie van taal is dat het een beschrijving van de werkelijkheid geeft (net als afbeeldingen / schema's). Correspondentie namen en dingen.
- Proposities hebben betekenis, omdat zij standen van zaken in de werkelijkheid afbeelden (afbeeldingen / schema's hebben een betekenis). Correspondentie tussen elementaire proposities (combinatie van namen) en standen van zaken.
Kennis = het verbinden van elementaire proposities. We moeten de taal bestuderen om aan kennis te komen. Alle begrip is mogelijk via taal.
Wat zijn de 2 verschillen tussen Wittgenstein I en II in de opvattingen over taal?
- Taal is altijd ‘letterlijk’, ‘beschrijvend’.
- Beginnen bij de ‘elementaire delen’ > woorden (gebaseerd op het logisch atomisme).
Wittgenstein II
- Oog voor verschillende vormen van taalgebruik, afhankelijk van context.
- Beginnen bij de gehele zin i.p.v de losse woorden.
Wittgenstein II: Wat bedoelde Wittgenstein met taalspelen en waarom vond hij deze theorie beter dan de afbeeldingstheorie?
Taalspel: ‘Een specifieke vorm van taalgebruik binnen een bepaalde context en volgens bepaalde regels.’
De ‘overeenstemming van taal met de werkelijkheid’ (Witt I) heeft geen heldere toepassing.
De waarheid van beweringen is namelijk sociaal en contextueel bepaald (> afhankelijk van levensvorm), bv. bevelen opvolgen (leger); hypothese opstellen (wetenschap); religieuze taal (kerk, moskee).
- Eerst 'betekenis' dan 'waarheid'
Ons taalgebruik heeft invloed op hoe we dingen zien, bv.:
- the legs of the table vs. de poten van de tafel.
- De universiteit
- Is 'het hebben van ADHD' een reïficatie? Taal gebruik > identiteit
Wat is het verschil tussen Wittgensteins 1e en 2e theorie t.a.v. een archimedisch punt (decentrering subject) en hoe is dit te zien aan de taal?
- Abstracte taal / proposities staan centraal
- Het ideaal van zekere kennis
- De taal als het ‘archimedisch punt’ (buiten het subject) om alle kennisproblemen op te lossen: taalstructuur correspondeert met structuur van werkelijkheid
- Concrete taalspelen centraal
- Het ideaal van zekere kennis opgegeven (‘perspectivisme’)
- De vele taalspelen laten zien dat er geen ‘archimedisch punt’ bestaat: er is geen vast referentiepunt om alle kennis te beschrijven en alle problemen op te lossen
Wat zegt Wittgenstein over lichaam vs. geest?
- Vb. categoriefout (Ryle): waar is de universiteit of teamgeest?
Hersenen zijn verzamelingen neuronen die bijvoorbeeld kunnen vuren, maar geen pijn voelen, wilsbesluiten nemen of gedachten hebben. Pijn voelen, besluiten nemen en denken zijn psychische eigenschappen die aan mensen toebehoren.
Verwarring: We lopen dankzij onze hersenen, maar niet met onze hersenen. Lopen doen we met onze benen.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden