Samenvatting: Toegepaste Micro-Economie | 9789046903841

Samenvatting: Toegepaste Micro-Economie | 9789046903841 Afbeelding van boekomslag
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Toegepaste micro-economie | 9789046903841

  • 0 Tentamenvragen

    Dit is een preview. Er zijn 28 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 0
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat is de meest algemene verklaring betreffende een ondernemersfunctie, is dat de ondernemer?

    Een conversie meerwaarde schept.
  • 7.Welk van de volgende gedragingen draagt niet bij aan het creëren of verhogen van eenentreebarrière?a. Het vaststellen van open standaarden;b. Creëren van administratieve lasten;c. Investeren in vaste activa (opbouwen sunk costs);d. Aanhouden van liquide middelen.

    a. vaststellen van open standaarden
  • Beoordeel de volgende stellingen over de geknikte prijs/afzetcurve.I. De zogenaamde geknikte prijs/afzetcurve bij het heterogeen duopolie geeft eenverklaring voor de hoogte van het bestaande prijsniveau op de markt.II. In het geknikte prijs/afzetcurvemodel leiden kostenverschuivingen nietnoodzakelijkerwijs tot prijsaanpassingen.a. Zowel stelling I als II is juist.b. Alleen stelling I is juist.c. Alleen stelling II is juist.d. Zowel stelling I als II is onjuist.

    C, want bij de eerste stelling kan de prijs wel hoger of lager zijn, dit beschrijft het prisonersdilemma en nash-evenwicht.
  • Wat verstaat men onder de term marktmacht?

    De marktmacht van een deelnemer aan de markt, de mate waarin die deelnemer zich onafhankelijk van de andere marktspelers kan gedragen.
  • 28.Beoordeel de volgende stellingen.I. In een natuurlijk monopolie bepaalt de overheid dat er niet meer dan éénproducent op de markt mag opereren.II. De winstmaximaliserende monopolist stelt zijn prijs altijd zodanig vast dat de prijselasticiteit nul is. a. Zowel stelling I als stelling II is juist.b. Alleen stelling I is juist.c. Alleen stelling II is juist.d. Zowel stelling I als II is onjuist.

    D, want bij stelling 2 moet het altijd groter dan 1 zijn.
  • 36.Een efficiënte onderneming opereert op een markt voor monopolistische concurrentiedie in evenwicht is. De onderneming maakt voor haar operationele activiteiten op diemarkt gebruik van de productiefactoren arbeid en kapitaal. Welke bewering is onjuist?a. De onderneming produceert tegen de laagst mogelijke kosten per eenheid.b. De onderneming opereert kostendekkend.c. De marktprijs is voor de onderneming geen gegeven.d. De onderneming kan vrij uittreden.

    A, want het is efficiënt maar dat wil niet zeggen dat het ook effectief is.
  • Wat wordt er gemeten bij de 'minimale efficiëntie schaal'?

    Is het laagste punt, waarbij een bedrijf kan produceren dat de lange termijn gemiddelde kosten het laagste zijn.
  • 1 De economische wetenschap

  • 1.1 Economische problemen

  • Wat is het verschil tussen traditionele en nieuwe economische problemen?

    Standaard discussies die om de zoveel tijd weer terugkomen zijn traditioneel en bijvoorbeeld klimaatveranderingen zijn nieuwe economische problemen.
  • Wanneer is er een economisch probleem?

    1.Er sprake is van relatieve schaarste.

    2.Het relatief schaarse goed een alternatieve bruikbaarheid heeft: als het kan ingezet worden ter bevrediging van meerdere behoeften (bijv. water: wassen, drinken, oplosmiddel, spoelmiddel, enz.).

    3.Er rangschikbaarheid, dus een voorkeursordening/behoeftenschema is. Pas als behoeften in volgorde van dringendheid kunnen worden gerangschikt zijn beslissingen over de inzet van relatief schaarse, alternatief aanwendbare behoeftebevredigingsmiddelen mogelijk. 
  • 1.2 Wat bestudeert de economie?

    Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat zijn 3 complicaties/invloeden op individuele behoeften?

    ·Interdependentie
    oAfhankelijk zijn van de behoeften die andere individuen hebben.

    ·Overheid
    oOefent invloed uit op het behoeftenpatroon. Sommige behoeften worden opgelegd (leerplicht) of verboden (heroïnegebruik) anderen worden ondersteund (met subsidies) of ontmoedigd (extra belastingheffing).

    ·Maatschappelijk gedragen normen en waarden
    oEerlijkheid, loyaliteit en plichtsbesef vormen een rem om afspraken niet na te komen en te bedriegen als dat persoonlijk voordelig is.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart