Samenvatting: Toegepaste Psychologie S2/w3

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 55 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Toegepaste psychologie S2/W3

  • 1 Inleiding in de psychologie: wat is het en wat is het niet

  • Wat is psychologie, wat zijn de 2 belangrijkste punten en welk nut heeft dit voor een diëtist?

    1. Psychologie= wetenschap van gedrag en geestelijke processen
    Houdt zich bezig met: zowel interne geestelijke processen (denken, voelen, begeren) als externe waarneembare gedragingen (praten, glimlachen, lopen) 
    2. Wetenschappelijk onderdeel v.d. Psychologie: gebaseerd op objectieve, verifieerbare gebeurtenissen

    Nut diëtist: gedrag voeding, bewegen, drinken vaak ook psychologische onderliggende functies. Door deze te kennen kan je als diëtist grondig, juist en accuraat optreden
  • 1.3 scholen in de psychologie

    Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat wil een stroming of school zeggen?

    Bepaalde theorie heeft veel aanhangers. Psychologische theorieën betreffen opvattingen over wat de mens het meest vormt.
    Dikwijls ontstaat een stroming als tegenreactie op een andere storiming (verleden versus heden, dressuur versus vrije wil, pessimisme versus optimisme)
  • Welke bekendste scholen ontstonden in de twintigste eeuw en leg uit?

    1. Medisch-biologische school: mens beïnvloed door lichamelijk gesteldheid (erfelijkheid, neurologische en biochemische oorzaken)
    2. psychoanalytische school: de mens is gevormd door zijn verleden (opvoeding, jeugdtrauma's, culturele taboe's)
    3. behaviorisitsche school: de mens wordt gevormd door leerprocessen (associatievorming, straf, beloning)
    4. humanistische school: de mens wordt door het heden beïnvloed (eigen wil, verantwoordelijkheid, actuele ervaringen)
    5. cognitieve school: de mens wordt beïnvloed door zijn denken (gedachten, opvattingen, zelf-verbalisatie)
    6. systeemleer: mens wordt beïnvloed door de wijze van communicatie en zijn positie in groepen of organisaties (communicatieregels, structuur, status)
  • 2 ontwikkelingspsychologie

  • 2.1 inleiding

    Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat is ontwikkelingspsychologie? Welke vragen worden hier gesteld, welke veranderingen worden onderzocht?

    Is de psychologie van groei, verandering en consistentie gedurende het hele leven.
    vragen gesteld over de wijze waarop we denken, voelen, gedrag veranderen tijdens de zuigelingen, peutertijd en kleutertijd, de kindertijd, de adolescentie en de volwassenheid. 
    Deze veranderingen worden onderzocht vanuit verschillende invalshoeken: lichamelijke, emotionele, cognitieve en sociaal-culturele invalshoek en vanuit de persoonlijkheid.
  • Wat zijn de primaire vragen voor ontwikkelingspsychologie?

    • Welke voorspelbare veranderingen vinden gedurende het gehele leven bij individuen plaats?
    • welke rol spelen erfelijke factoren en omgeving bij deze veranderingen?
  • 2.1.2 leeftijdsgroepen

  • Geef de globale leeftijdsgroepen die worden gehanteerd

    1. De prenatale periode: periode van conceptie tot geboorte
    2. baby- en peutertijd: geboorte tot 1,5 jaar en 1,5 - 3 a 4 jaar
    3. kleutetijd: 3 a 4 tot 6 jaar
    4. schooltijd: 6 tot 12 jaar
    5. adolescentie: 12 tot 20 a 22 jaar
    6. volwassene: >22jaar
  • 2.2 de theorie van piaget

    Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Op wat berust de theorie van Piaget? Wat is een schema?

    Cognitieve ontwikkeling ontstaat vanuit de acties die het kind uitvoert.
    Aanvankelijk op basis van aangeboren reflexen (zuigreflex,...), gaandeweg meer controle over deze reflexen daar interne mentale representaties van de acties en de bijhorende vormen. Deze representaties noemt hij schema's.

    Eerst schema sterk verbonden met specifieke prikkel, bv. Speen(zuigen - melk). Op basis van voortdurende interacties van baby met omgeving zullen schema's complexer worden en losser komen te staan van specifieke objecten. Dit gebeurt op basis van twee adaptatieprocessen: assimilatie en accomondatie
  • Geef de 4 stadie van de stadiatheorie van Piaget en leg uit.

    • Belangrijke gebeurtenissen in kindertijd gebeuren sprongsgewijs, dit vormde de basis van de stadiatheorie
    • Piaget splitst de cognitieve ontwikkeling op in 4 stadia:
    1. Het sensomotorische stadium: geboorte tot 2 jaar
    2. Het pre-operationele stadium: 2 tot 7 jaar
    3. Het concreet-operationele stadium: 7 tot 11 jaar
    4. Het formeel-operationele stadium: vanaf 11 jaar
  • 2.3 de theorie van erikson

    Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.3
    Laat hier meer flashcards zien

  • De theorie van Erikson, geïnspireerd door Freud, deelt het leven op in 8 stadia, welke zijn dit?

    En elk stadium moet een psychosociaal conflict worden opgelost. Een goede oplossing van zo'n sociale uitdaging leidt tot een voldoen gevend bestaan; een slechte oplossing is de oorzaak van psychische problemen.
    1. vertrouwen versus wantrouwen
    2. autonomie versus twijfel en schaamte
    3. initiatief versus schuld
    4. vlijt versus minderwaardigheid
    5. identiteit versus rolverwarring
    6. identiteit versus isolatie
    7. generaviteit versus stagnatie
    8. integriteit versus wanhoop 
  • 2.3.1 de prenatale periode

    Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.3.1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat gebeurt er tijdens de geminale, embyonale en foetale fase?

    Geminale fase:
    • Bevruchte eicel roeit door celdeling
    • nestelt in baarmoederwand
    Embyonale fase:
    • genetische aanleg bepaalt op welke wijze embryo zich ontwikkelt
    • differentatieproces: vb. Geslacht
    Foetale stadium:
    • na achtste week tot geboorte: foetus
    • spontane bewegingen en basale reflexen ontstaan
    • tegen 16e week: foetus kan pijn voelen
    • 27e week: baby's kunnen geluiden buiten baarmoeder horen
LET OP!!! Er zijn slechts 55 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Onderwerpen gerelateerd aan Samenvatting: Toegepaste Psychologie S2/w3