Statistische Generalisatie: Steekproeven en populatie
21 belangrijke vragen over Statistische Generalisatie: Steekproeven en populatie
Wat is het kernprobleem van de inductieve of toetsende statistiek?
Hoe worden de kenmerken van de onderzoekseenheid genoemd?
De onderzoeksvraag luidt als volgt:
Wat is het slaagpercentage bij de tentamens die studenten aan de Nederlandse universiteiten moeten afleggen?
Wat is de onderzoekseenheid en wat het onderzochte kenmerk?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
De onderzoeksvraag luidt als volgt:
Welk gemiddeld cijfer halen studenten bij tentamens aan Nederlandse universiteiten?
Wat is de onderzoekseenheid en wat het onderzochte kenmerk?
Geef een voorbeeld van een onderzoeksvraag waarin meerdere populaties voorkomen.
Wat wordt er bedoelt met we kunnen populaties kunstmatig creëren?
Waar gaat het om wanneer we onderzoek doen in één populatie?
Waar gaat het om wanneer we onderzoek doen in twee populaties?
Wanneer gebruik je in het onderzoek meerdere populaties?
(bijvoorbeeld schoolcijfers van een groep leerlingen, waarbij op vier verschillende tijden wordt gemeten. Er is dan ondanks dat er sprake is van één groep kinderen, toch sprake van meerdere populaties omdat de kinderen ouder zijn bij de volgende meting.)
Welke 2 categorieën/soorten steekproeven kennen we? Noem van elk ook 2 voorbeelden.
- aselecte steekproef,
- gestratificeerde steekproef,
- cluster steekproef
- expertsteekproef
- sneeuwbalsteekproef
- gelegenheidssteekproef
- quotasteekproef
Wat is het verschil tussen een selecte en aselecte steekproef (kanssteekproef)?
Wat is het verschil tussen een gestratificeerde steekproef en een clustersteekproef?
Voor het trekken van steekproeven zijn twee dingen nodig, wat?
- steekproefkader
- trekkingsprocedure
Wat betekent trekken zonder teruglegging?
Wanneer spreken we van een afhankelijke of een onafhankelijk steekproef?
- Aselect-trekken leidt tot onafhankelijke steekproef.
- Herhaalde meting en matchen leidt tot afhankelijke steekproef
Wat kan je zeggen over herhaalde metingen die leiden tot afhankelijke steekproeven?
- Bij elk element uit de 1e steekproef zoeken we een identiek element in de 2e steekproef. Bv. Dus Jan in de 1e is ook Jan in de 2e.
- Elke 2e trekking is volledig afhankelijk van de 1e.
- Dit levert een afhankelijke steekproef op.
Wat betekent het dat gematchte steekproeven leiden tot afhankelijke steekproeven?
Wanneer is er sprake van onafhankelijke steekproeven?
- Als we ons niets aantrekken van de elementen die uit de 1e steekproef getrokken zijn en we een aselecte steekproef uit de 2e populatie doen. Hier worden geen voorwaarden aan gesteld.
- Beide trekkingen zijn onafhankelijk.
- De 2e trekking mag groter of kleiner zijn. Bijvoorbeeld: vaders en moeders, geen echtgenoten.
Wat is randomisatie zonder matching?
Wat is een verschil bij randomisatie met of zonder matching?
Welke overwegingen spelen mee om te kiezen voor een afhankelijke of onafhankelijke steekproef?
- afhankelijke steekproeven zijn nauwkeuriger
- onafhankelijke steekproef is goedkoper
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden