Samenvatting: Toetsvragen
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Toetsvragen
-
1 H1
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat valt te zeggen over de validiteit van een experiment?
Interne validiteit: deze zou bij een zuiver uitgevoerd experiment vrij hoog moeten zijn aangezien hier variabelen zoveel mogelijk eruit wordt gehaald
Externe validiteit: minder relevant bij een experiment. -
Geef nogmaals de betekenis van 1. Inductief; 2. Deductief; 3. Kwalitatief; 4. Kwantitatief; 5. Empirisch; 6. Interpretatief; 7. Kritisch-emancipatorisch
1. Inductief = theorie vormen = vaak kwalitatief
2 Deductief = theorietoetsen = vaak kwantitatief
3. Kwalitatief = onderzoek niet-cijfermatige gegevens
4. Kwantitatief = onderzoek met cijfermatige gegeens
5. Empirisch-analytisch = gedrag objectief meetbaar, niets aan toeval ovelrlaten
6. Interpretatief = gedrag op basis vna achterliggende ervaringen en perspectief onderzochte
7. Kritischh-emancipatorisch = maatschappelijk betrokken en kritisch op eigen resultaten --> vaak bij veranderingsprocessen -
De werkcyclus hoort bij praktijkgericht onderzoek. In welke 5 fasen kan dt ook alweer worden ingedeeld?
Probleemanalyse
Onderzoeksontwerp
Dataverzameling
Data-analyse
Rapportage -
1.2 H3
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de 6W ook alweer met betrekking tot onderzoK?
1.Wat? Wat is ziekteverzuim en wat zijn de voornaamste redenen van ziekteverzuim?
2.Wie? Medewerkers van het bedrijf die zich hebben ziekgemeld
3.Wanneer? Onduidelijk, bijvoorbeeld over een 5 jaar periode
4.Waarom? Onderzoeken hoe het ziekteverzuim kan worden teruggedrongen
5.Waar? Binnen het bedrijf
6.Wat is aanleiding? Het bedrijf is van mening dat het ziekteverzuim te hoog -
Geef bij de volgende onderzoeken aan of het valt onder Beschrijven/definieren/verklaren/evalueren/ ontwikkelen/vergelijken? 1. Ervaren supporters WK; 2. Ontwikkeling ebooks toekomst; 3. Effect verhogen snelheid op C02 4. Stand woningmarkt 2013 5. Ontwikkelingen studiehouding hogeschilen; 6. Eenzoheid ouderen en hoe terugdringen
1. Ervaren supporters WK à Evaluatie
2. Ontwikkeling ebooks toekomst à Voorspelling
3. Effect verhogen snelheid op C02 à Verklaren (waarom/hoe kan iets)
4. Stand woningmarkt 2013 à beschrijven
5. Ontwikkelingen studiehouding hogeschilen à Ontwikkeling (monitoren)
6. Eenzoheid ouderen en hoe terugdringen à beschrijven en voorschrijven -
1.3 H4
-
Wat zijn de kwantitatieve dataverzamelingsmethoden?
1. Enquete
2. Veld expirement
3. Zuiver expirement
4. Secundaire analyse
5. Monitoring -
1.4 H5
-
Welke kernwoorden zijn belangrijk om aan te geven bij het beschrijven van een observatieonderzoel?
Direct/indirect
Verhuld/onverhuld
Participerend/niet-participerend
Gestructureerd/ingestructureerd
Evente smapling/timesampling -
Wat is het verschil tussen biografisch onderzoek en een tekstsociologisch onderzoek?
Biografisch: onderzoek naar iemands leven. Dit is een combinatie vna inhoudsanalyse tussen allerlei doucmenten
Tekstsociologisch: onderzoek naar hoe iemand schrijft en de auto biografische teksten. -
Wat is het verschil tussen een delphi-onderzoek of een actie/handelingsonderzoek?
Depphi-onderzoek: onderzoek om draagvak te creeren: praten met betrokken en experts, workshops, etc. Vaak VOORAF aan een traject
actie-onderzoek: veelal participerend onderzoek waar iets wordt ingevoerd/geexprimenteerd. Vaak TIJDENS traject
De dataverzamelingsmethoden kunnen in beiden onderzoeken gelijk zijn. -
1.5 H6
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.5
Laat hier meer flashcards zien -
Geef bij de volgende situaties aan owat in geding is bij validiteit/betrouwbaarheid: 1. Foutieve invoer; 2. Onderzoekers vergelijken resultaten; 3. Foutieve mutiple choice; 4. Vraagstelling aanpassne; 5. Incident toets; 6. /non-respons
1. Foutieve invoer; --> betrouwbaarhied
2. Onderzoekers vergelijken resultaten; --> Betrouwbaarheid
3. Foutieve mutiple choice; --> Begripsvaliditeit
4. Vraagstelling aanpassne; --> Interne validiteit
5. Incident toets --> Interne validiteit
6. /non-respons --> betrouwbaarheid
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden