Virus Replication Cycles - Key Steps of the Viral Replication Cycle

75 belangrijke vragen over Virus Replication Cycles - Key Steps of the Viral Replication Cycle

Noem alle 7 fasen die een virus in de gastheer ondergaat, op volgorde.

Aanhechting.Penetratie.Ontmanteling.Replicatie.Verzameling.Maturatie.Vrijlating.

De aanhechting van een virus is electrostatisch. Is er voor de aanhechting energie nodig?

Nee.

Na welke 2 cellulairefases van het virus begint de eclipsfase, en na hoeveel uur is dat?

Na de aanhechting en penetratie. Tussen een halfuur en een uur.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is host range?

Een term die refereert naar verschillende typen weefsels of organismen die het virus kan infecteren.

Heeft het HIV virus een brede of een smalle host range? Waarom?

Smalle, want het virus is alleen gericht op tropismen van mensen en apen en kan alleen mensen daadwerkelijk ziek maken.

Heeft hondsdolheid een brede of een smalle host range? Waarom?

Breed, want hondsdolheid kan meerdere soorten dieren infecteren.

Om  cellen te infecteren moeten de aanhechtingsproteinen aan de buitenkant van het virus in staat zijn om te binden aan de cellulaire oppervlakte receptoren. Wat voor stoffen zijn deze cellulaire receptoren meestal?

Lipiden, eiwitten, koolhydraten of glycoproteinen.

Waarom zijn cellen niet mee geëvolueerd met virussen zodat de virussen geen werking op de cellen zouden hebben?

Virussen zijn geëvolueerd om essentiële componenten van de cellen te gebruiken, zonder deze componenten zou de cel nooit kunnen bestaan.

Noem verschillende factoren die een belangrijke rol spelen in de efficiëntie van aanhechting van het virus op de gastheercel. Noem er 6.

  1. Dichtheid van de receptoren op de gastheercel.
  2. Dichtheid van de liganden op de virusoppervlakte.
  3. Concentratie van virus en gastheercellen.
  4. temperatuur.
  5. PH.
  6. Aan en afwezigheid van specifieke ionen.

Voor HIV en adenovirus zijn verschillende factoren nodig om de cel binnen te komen, noem deze.

1 Type cellulair receptor en een co-receptor.

Waarom is een co-receptor belangrijk voor HIV en adenovirussen om de cel binnen te komen?

Daar kan de cellulaire receptor aan hechten.

Waarvoor is de type cellulaire receptor bij HIV en adenovirus nodig?

Voor hechting aan de co-receptor en hechting aan de initiale receptor.

Clatherin is een groot vezelig eiwit en is bevorderlijk voor gespecialiseerde regionen van de celmembraan. Hoe noem je deze regionen?

Clathrin-coated pits.

Aan welke kant van de membraan bevinden zich de clathrin-gecoate pits?

Aan de cytoplasmatische zijde.

Leven de clatherin-gecoate invaginaties lang? Wat gebeurt er met deze invaginaties?

Ze leven niet lang en ze budden van de cel af om zo clathrin-coated vesicles te vormen.

Na formatie wordt de clathrin-coat verwijderd, hoe worden de overgebleven vesicles genoemd?

Endosomen.

Wanneer clatherin-gecoate vesicles virussen bevatten, noem 2 manieren waarop het virus het plasmamembraan kan binnendringen.

  1. Via endosomen.
  2. Direct.

Hoe maakt het virus particle het virale genoom beschikbaar in de cytoplasma?

Het virus wordt gedemonteerd.

Waardoor wordt bij envelopvirussen het nucleocapside omgeven?
A. Door een lipidebilaag.
B. Door een envelop.
C. A en B kan allebei.
D. Geen van beiden is goed.

C.

Op welke 2 manieren kan een envelopvirus de cel binnendringen?

  1. Door ligand-gemedieerde fusie.
  2. Door receptorgemedieerde endocytose.

Wat wordt er precies gefuseerd bij ligand-gemedieerde fusie?

Het virale-membraan en de plasma-membraan.

Door welke proteinen wordt de ligand-gemedieerde fusie gedreven? En waar liggen deze proteinen?

Door glycoproteinen op het virale oppervlak.

Bij ligand-receptor-gemedieerde fusie van een envelopvirus:
A. Gaat de envelop in de cel en de nucleocapside gaat uit de encelop wanneer deze in de cel is.
B. De envelop zorgt voor een plek op de cel en de nucleocapside blijft op de plek.
C. De envelop zorgt voor een plek in de cel en de nucleocapside wordt losgelaten in de cel.

C.

De fusie van bij de plasmamembraan manier van penetratie is pH afhankelijk of pH onafhankelijk?

pH onafhankelijk.

Wat wordt er gevormd bij receptorgemedieerde endocytose? En waardoor?

Een endocytotische vesicle, de cel slikt het virus in.

Hoe wordt het virale nucleocapside van envelop-virussen vrijgelaten in de cel bij receptor-gemedieerde endocytose? Wat gebeurt er precies?

Door fusie met lysosomen. Lysosomen bezitten een zuur pH, zorgen voor conformatieverandering van de virale envelop proteinen. Conformatieverandering vergemakkelijkt de fusie van het virale membraan met het endocytische membraan.

Receptor gemidieerde endocytose is pH afhankelijk/onafhankelijk.

pH afhankelijk.

In wat voor pH omstandigheden kan receptor gemedieerde endocytose alleen maar plaatsvinden? Waarom?

In zure omstandigheden. Omdat alleen dan de fusie tussen de virale envelop en de gastheer-celmembraan kan plaatsvinden.

Via welke weg kunnen naakte virussen de cel binnengaan?

Receptor gemedieerde endocytose.

Hoe wrden naakte virussen de cel binnen gelaten?

Via clathrin coated pits, deze omgeven het virus.

Wat gebeurt er met het clatherin als een naakt virus die nog omgeven wordt met clatherin de cel ingaat? En waar fuseert het virus dan mee? En wat gebeurt er dan?

Het clatherin laat los, het virus fuseert met lysosomen. Het lage pH en proteases scheiden het capside waardoor het virus genoom in de cel komt.

Wat wordt er met uncoating bedoeld? Wat wordt daarbij losgelaten?

Verwijdering van het capside. Het genoom.

Er zijn virussen die hun capside niet verwijderen omdat deze een belangrijke rol speelt bij transcriptie en replicatie van dit virus.Waar staat uncoating bij deze virussen voor?

Verandering in de nucleocapside die het klaarmaken voor transcriptie en replicatie.

Waarom is de uncoating stap van het virus zo een noodzakelijke stap? Hoe heet deze fase?

Als het nucleinezuur genoom is ge'uncoat' worden infectieuse deeltjes van het virus niet teruggevonden. Deze fase heet de eclipsefase.

Wanneer een virus een cel infecteert gebeuren er 2 belangrijke dingen, wat zijn dat?

  1. De productie van de structurele proteinen en enzymen.
  2. Replicatie van het virale genoom.

Waar vindt de genoomreplicatie van de meeste RNA virussen plaats?

In de cytoplasma.

Wat zou de rede kunnen zijn dat genoomreplicatie van de meeste RNA virussen in de cytoplasma plaatsvindt?

RNA replicatie wordt gedaan met behulp van RNA afhankelijke RNA polymerase en dit is niet aanwezig in de celkern.

Waar worden virale proteinen uit getransleerd?
A. Monocistronisch mRNA gemaakt via transcriptie van gastheer mRNA.
B. Monosistronisch mRNA gemaakt via translatie van viraal mRNA.
C. Monosistronisch mRNA gemaakt via transcriptie van viraal mRNA.
D. Monosistronisch mRNA gemaakt via translatie van gastheer mRNA.

C.

Wat voor soort virussen zijn herpes en papovavirus?

dsDNA virussen.

Wat uit de celkern van de gastheer gebruiken het herpesvirus en papovavirus om het virale mRNA over te schrijven van het virale dsDNA genoom?

DNA afhankelijke RNA polymerase II.

Waar gebruiken de herpesvirus en papova virus (beide dsDNA virussen) DNA afhankelijke RNA polymerase II?

Ze schrijven hiermee het virale mRNA over van het virale dsDNA genoom.

Moet de gastheercel in een celcyclus zitten om zijn DNA polymerase te laten gebruiken door het herpes en papovavirus?

Ja.

Waar wordt het monocistronische mRNA van het virus getransleerd?

In het cytoplasma.

Waardoor verschillen pokken met andere dsDNA virussen? Geef 3 verschillen.

Ze repliceren uitsluitend in het cytoplasma, zijn onafhankelijk van de gastheercel, ze dragen hun eigen DNA afhankelijke DNA polymerase bij zich.

Waarom zijn pokken onafhankelijk van de gastheercel?

Ze dragen hun eigen genen zodat ze zichzelf helemaal kunnen repliceren.

Waar repliceren de NCLDV virussen?
A. Alleen in het cytoplasma.
B. Alleen in de nucleus.
C. Bezitten nucleaire en cytoplasmatische stadia.
D. Alleen in de cytoplasma en sommige bezitten nucleaire en cytoplasmatische stadia.

D.

Wat is de gastheer van Phycodnavirussen?

Algen.

Kunnen parvovirussen ook virussen infecteren die niet in de celcyclus zijn? Waarom?

Nee, omdat parvovirussen afhankelijk zijn van de gastheers machinerie.

Waarom zijn parvovirussen afhankelijk van de gastheers machinerie?

Omdat de parvovirussen geen eigen enzymen hebben in hun virusparticle en een heel klein genoom hebben.

Wat voor soort virus is de parvovirus?

ssDNA virus.

Waar heeft het parvovirus de gastheers DNA afhankelijke DNA polymerase II voor nodig? Waar gebeurt dit?

Om het virale dsDNA in viraal mRNA om te zetten. In de nucleus.

Welke 3 deeltjes produceert een door HBV geïnfecteerde cel? Hoe heet de oppervlakte proteine die deze deeltjes bevatten?

  1. Dane particles.
  2. Spherical particles.
  3. Filamenteuze particles.
    Hepatitis B surface antigeen.

Waardoor zijn bij HBV de door de cel geproduceerde Dane particles wel infectieus en de spheres en filaments niet?

Omdat de Dane particles nucleune zuur bevatten en de filamenten en spheres niet.

Waar gaat de Dane particle heen als de HBV virus in de cel is? En waardoor wordt het compleet gemaakt / gerepareerd?

Naar de nucleus, door viraal reverse transcriptase.

Welk genoom van de Dane particle gaat naar de nucleus na gedeeltelijke uncoating van het HBV virus?

dsDNA.

Als de dsDNA van de Dane particle in de nucleus van de cel is wat wordt er dan geformeerd? Hoe gebeurt dat?

Een episoom, doordat de uiteinden aan elkaar worden geligeerd.

Waarom worden bij hepatitis B de virale antigenen getransleerd?

Voor opbrengst van hepatitis B antigen en de virale reverse transcriptase.

Waar bestaat een immature virus particle uit?

RNA pre-genome, viraal reverse transcriptase en kernproteinen.

Welke niet-retrovirus gebruikt reverse transcription in zijn replicatieproces?

Hepatitis B.

Welke virussen maken gebruik van reversed transcriptase? Geef 2 voorbeelden.

Retrovirussen. HIV en HTLV.

Wat is het verschil in reversed transcriptase in HIV en HBV?
A. HBV gebruikt geen reversed transcriptase HIV wel.
B. HIV gebruikt geen reversed transcriptase HBV wel.
C. Reversed transcriptase vindt bij HIV bij de maturatie pas plaats en is bij HBV een van de eerste processen.
D. Reversed transcriptase vindt bij HBV bij de maturatie pas plaats en is bij HIV een van de eerste processen.

D.

Vindt er bij hepatitis B intergrase activiteit plaats? Als het DNA niet in het cellulaire DNA intergreert als wat wordt het dan gevonden?

Nee. Als individuele episoom.

Het type RNA bij een RNA virus kan bepalen welk proces er na uncoating plaatsvindt. Uit welke processen kan er gekozen worden? Noem er 3.

  1. Translatie.
  2. Transcriptie.
  3. RNA replicatie.

Waar kan (+)ssRNA mee vergeleken worden? Waarom?

mRNA. Omdat de genomen direct getransleerd kunnen worden door gebruik te maken van de machinerie van de gastheer.

Waardoor verschilt (+)ssRNA met alle ander RNA virussen?
A. (+)ssRNA hoeft niet overgeschreven te worden voordat translatie kan plaatsvinden.
B. (+)ssRNA moet overgeschreven worden voordat translatie kan plaatsvinden.
C. Ze verschillen niet.
D. Geen van alle bovenstaande antwoorden is goed.

A.

Waarom moet een RNA virus RNA afhankelijk RNA polymerase bij zich hebben?

Omdat een eukaryote cel dat niet heeft dus dan kan het virus niet gemaakt worden.

Wat voor genoom heeft het rotavirus?

dsRNA gesementeerd genoom.

Waar vindt de replicatie van de rotavirus uitsluitend plaats?

In de cytoplasma.

Wat is de beste beschrijving van een rotavirus?
A. Icosaeder, met envelop en een dubbele capside.
B. Icosaeder, zonder envelop en enkele capside.
C. Icosaeder, met envelop en enkele capside.
D. Icosaeder, zonder envelop met dubbele capside.

D.

Rotavirus heeft een dubbele capside. In hoeveel capsiden vindt de transcriptie van de rotavirus plaats? Waarom?

In een enkele. Omdat 1 van de 2 lagen wordt verwijderd.

Bij de rotavirus worden de virale ss RNA's gecapped. Waardoor worden deze gecapped?

Viraal capping enzym.

De helft van de nieuw gesynthetiseerde gecappede (+)ssRNA's worden bij de rotavirus getransleerd door de cellulaire machinerie, wat gebeurd er met de andere helft?

Worden tijdens verzameling ingepakt in een virale capside.

In welke stadia van de rotavirus zijn de RNA segmenten resistent tegen RNAse?
A. In de laatste stadia (dsRNA).
B. In de begin stadia.
C. Nooit.
D. Altijd.

A.

Wat voor virussen zijn picornaviridae, flaviviridae en caliciviridae?

+ssRNA virussen.

Waarom zijn +ssRNA virussen zo succesvol?

Omdat hun genomische RNA als mRNA wordt herkent door de gastheercel.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo