Virus Replication Cycles - Resources

22 belangrijke vragen over Virus Replication Cycles - Resources

Noem 3 voorbeelden van manieren waarop het virus het lichaam kan enteren.

Via moeder op kind (Placenta/bloed/geboorte), huid en slijmvliezen.

Geef voorbeelden van de slijmvliesroutes die virussen kunnen gebruiken om het lichaam binnen te komen.

Gastro-intestinale route.
Ademhalingsstelsel.
Conjunctieve route.
Genitale route.

Kan herpes simplex blinheid veroorzaken?

Ja.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is de eerstelijnsdefensie bij een gastro-intestinale infectie?
A. Maagzuur.
B. Macrofagen.
C. Cilien.
D. De huid.

A.

Wat is naast maagzuur nog meer een eerstelijnsdefensie in de gastro-intestinale route?

Gal, IgA in darmwand.

Noem een paar virussen die voor infectie zorgen in de gastro-intestinale route.

Polio, rotavirus, sapovirus, norovirus,

Noem enkele virussen die je via de huid kunt oplopen en geef aan waardoor ze via de huid komen.

Ebola - Injectie
West-nile virus - Muggenbeet
LaCrosse encephalitis - Muggenbeet
Papillomavirus - lichte trauma

Hoe krijg je hondsdolheid en waar zorgt het voor?
A. Muggenbeet , encephalitis.
B. Dierenbeet , acute encephalitis.
C. Dierenbeet, encephalitis.
D. Muggenbeet, acute encephalitis.

B.

Kunnen virussen ook in stamcellen overleven?

Ja, is zelfs nog geen gematureerde cel.

Wat gebeurt er bij gelokaliseerde infectie? Er kunnen meerdere antwoorden kloppen:
A. Virus verhuist naar een andere plek om daar een infectie te veroorzaken.
B. Ziekte of verschijnselen zijn op de plek van infectie.
C. De ziekte wordt meestal verspreid door cel-cel contact.
D. Al het bovenstaande is fout.

B en C.

Wat zijn systemische infecties.

Verspreiding van het virus door het hele lichaam.

Wat betekent secundaire viremie?
A. Persoon wordt voor de tweede keer geïnfecteerd door hetzelfde virus.
B. Persoon wordt voor de tweede keer geïnfecteerd aan zelfde orgaan maar door een ander virus.
C. Na primaire viremie, gaat virus in orgaan en deelt zich daar na deling is het virus weer terug in het bloed.
D. Na primaire viremie, gaat de virus in eclipsefase en de viremie komt weer als virus uit de eclipsefase is.

C.

Hieronder zie je 3 virussen geef hun eerste en hun tweede replicatie bij een systemische infectie.
Enterovirus
HSV 2
HSV 1

Darmepitheel, lymfoid weefsel en CZS.
Urogenitaal stelsel, lymfoide cellen en CZS.
Oropharynx, lymfoide cellen en CZS.

Na hoeveel dagen vindt de primaire viremie plaats en na hoeveel dagen de secundaire?

2 en 4 dagen.

Door welk virus worden de Duitse mazelen veroorzaakt?
A. Door het herpesvirus.
B. Door rubellavirus.
C. Door het coxsackievirus.
D. Door een enterovirus.

B.

Hoe worden virussen genoemd die zenuwen besmetten?

Neurotrope virussen.

Waarvoor kan het besmetten van neuronen dienen?
A. Voor verspreiding van het virus.
B. Voor uitschakeling van de gastheer waardoor het virus makkelijker kan delen.
C. Om latent in aanwezig te zijn.
D. Voor verspreiding en latent aanwezig zijn.

D.

Wat zijn de ziekte-patronen van herpes?
A. Accuut, gevolgd door persistente latente infectie.
B. Niet acuut, gevolgd door persistente latente infectie.
C. Acuut, gevolgd door latente infectie.
D. Acuut gevolgd door persistente infectie.

A.

Chronische infectie met continue virusafgifte (minimaal 6 maanden). Over welk virus zou dit gaan?
A. HIV
B. Hepatitis
C. Cytomegalovirus
D. Herpes-zostervirus

B.

Waar vindt de primaire ziekte plaats bij epstein-barr virus en in welke cellen kan dit virus latent blijven?
A. In de lever, in de b-lymfocyten.
B. In de nucleus, in de epitheelcellen.
C. In de mononucleus, in de b-lymfocyten.
D. In de hersenen, op de neuronen.

C.

Wat is de meest logische verklaring: Route van binnenkomen,

A. Is route van uitscheiding.
B. Is niet de route van uitscheiding.
C. Is het tegenovergestelde van route van uitscheiding.
D. Geen van het bovenstaande klopt.

B.

Wat is het verschil tussen hepatitis A en hepatitis B in bouw?
A. Hepatitis A heeft een envelop B niet.
B. Hepatitis B heeft een envelop A niet.
C. Er zijn geen verschillen.
D. De surface-eiwitten op de enveloppen zijn verschillend.

B.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo