Nederlands, de werkwoorden
13 belangrijke vragen over Nederlands, de werkwoorden
Je kunt een handeling, gebeurtenis of toestand uitdrukken in?
- Tegenwoordige tijd:
(o.t.t.: onvoltooid tegenwoordige tijd)
Ik loop - Dit is een handeling, waar je nu mee bezig bent. - Verleden tijd:
(o.v.t.: onvoltooid verleden tijd)
Ik liep - Dit is een handeling, die je deed in het verleden. Bijvoorbeeld vanmorgen. - Voltooid tegenwoordige tijd:
(v.t.t: voltooid tegenwoordige tijd)
Ik heb gelopen Het is voltooid, maar heb staat nog in de tegenwoordige tijd - Voltooid verleden tijd:
(v.v.t.: onvoltooid verleden tijd)
Ik had gelopen - Het is voltooid, maar had staat in de verleden tijd
Wat is het verschil tussen een voltooid deelwoord en een onvoltooid deelwoord?
- Een voltooid deelwoord geeft een handeling of toestand aan, die achter de rug is: ik speel, ik heb gespeeld.
- Het onvoltooid deelwoord geeft een handeling of toestand aan, die nog bezig is: het spelende kind.
Werkwoorden hebben meerdere vervoegingen, je past het aan, aan de persoon. Welke personen zijn er?
1e persoon enkelvoud - ik
2e persoon enkelvoud - jij, je, of u
3e persoon enkelvoud - hij, zij, het, u
1e persoon meervoud - wij, we
2e persoon meervoud - jullie
3e persoon meervoud - zij, ze
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Welke persoonsvorm kan 2e persoon als 3e persoon hebben?
Bijvoorbeeld: We noteren hieronder de vervoeging in de u-vorm:
Hebben u hebt of u heeft
Zijn u bent
Kunnen u kunt of u kan (u kunt heeft de voorkeur)
Zullen u zult of u zal (u zult heeft de voorkeur)
Moeten u moet
Wat zijn de kenmerken van een voltooid deelwoord?
- geeft aan dat iets al voltooid is (klaar of voorbij);
- kan niet van tijd veranderen;
- meestal staat er een hulpwerkwoord bij: hebben, zijn of worden;
- veel voltooide deelwoorden beginnen met ‘ge’.
Wat is een onvoltooid deelwoord?
Het onvoltooid deelwoord geeft een toestand of handeling aan, die nog bezig is (het is nog niet voltooid).
Werkwoorden kun je in 4 groepen verdelen, welke?
1. de zwakke werkwoorden
2. de sterke werkwoorden
3. de gemengde werkwoorden
4. de onregelmatige werkwoorden
Wat is een zwak werkwoord en geef een voorbeeld.
• eindigt in de verleden tijd op -de of -te;
• eindigt bij een voltooid deelwoord op -t of -d.
Voorbeelden:
- Hopen, hoopte, gehoopt
- Vergaderen, vergaderde, vergaderd
- Studeren, studeerde, gestudeerd
- Werken, werkte, gewerkt
- Branden, brandde, gebrand
Wat is een sterk werkwoord en geef een voorbeeld.
- krijgt in de verleden tijd een andere klinker;
- krijgt bij het voltooid deelwoord de uitgang -en;
- soms krijgt het bij het voltooid deelwoord een andere klinker.
voorbeelden:
- schrijven, schreef, geschreven
- sterven, stierf, gestorven
- blijven, bleef, gebleven
- gelden, gold, gegolden
- bidden, bad, gebeden
- worden, werd, geworden
Wat is een gemengd werkwoord en geef een voorbeeld.
Voorbeelden:
- lachten, lachte, gelachen
- raden, raadde, geraden
- heten, heette, geheten
Wat is een onregelmatig werkwoord en geef een voorbeeld.
- hier is geen enkele regel van toepassing, er zijn geen vervoegingsregels.
Voorbeelden:
- mogen, mocht, gemogen
- kunnen, kon, gekund
- hebben, had, gehad
- zijn, was, geweest
- moeten, moest, gemoeten
Welke vier soorten werkwoorden onderscheiden we bij de vervoeging?
- zwakke werkwoorden
- sterke werkwoorden
- gemengde werkwoorden
- onregelmatige werkwoorden
Welke vier werkwoordstijden ken je? Geef van elk een voorbeeld.
voltooid tegenwoordige tijd : ik heb gestudeerd
onvoltooid verleden tijd : ik studeerde
voltooid verleden tijd : ik had gestudeerd.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden