Woordenschat - Handleiding Basislijst Schooltaalwoorden vmbo

19 belangrijke vragen over Woordenschat - Handleiding Basislijst Schooltaalwoorden vmbo

Leerlingen kunnen qua persoonlijke woordenschat verschillen. Hoe komt dat?

  • Sport of hobby
  • Bijzondere thuissituatie (bv. Boerderij)
  • Veel boeken lezen over een bepaald onderwerp

Samenstelling woordenschat lijst: hoe ziet die eruit?

1600 woorden
  • 350 algemene schooltaalwoorden
  • 250 algemene vaktaalwoorden biologie
  • 250 algemene vaktaalwoorden mens en maatschappij
  • 250 algemene vaktaalwoorden wiskunde
  • 250 algemene vaktaalwoorden natuurkunde
  • 250 algemene vaktaalwoorden economie

Welke criteria zijn er gehanteerd bij samenstellen woordenschatlijst?

  1. Woordfrequentie en spreiding in de vakboeken -> woorden met hoge frequentie en spreiding zijn van belang. Van de eerste selectie zijn algemene woorden met een hoge frequentie genegeerd (land, varen). Woorden met hoge frequentie en lage spreiding ook niet gehaald. Zo kwam op 1 pagina bijvoorbeeld het woord windmolen 10 keer voor en verder niet: was dus geen schooltaalwoord.
  2. Daarna is er gekeken naar de meest gebruikte lesmethoden voor de verschillende vakken in het Amsterdamse vmbo.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Waarom is de woordenschatlijst samengesteld aan de hand van frequentie en spreiding?

  • De leerlingen begrijpen de studieboeken beter
  • De betekenis van de woorden kan goed inslijpen, doordat de leerlingen de woorden vaak tegenkomen
  • Leerlingen weten dat de woorden vaak voorkomen en zijn daardoor gemotiveerd om ze te leren

Wat zijn de algemene aandachtspunten voor woordenschatuitbreiding?

  1. Van woorden moeten klanken, schrijfwijze en betekenis worden geleerd.
  2. Woorden kunnen niet in één keer geleerd worden en moeten herhaald worden.
  3. De leerlingen moeten allerlei verbindingen met andere woorden in hun hoofd leggen -> herhaling en uitbreiding.
  4. Samenwerking en afstemming tussen docenten is belangrijk.
  5. Docenten brengen woordenschatuitbreidingactiviteiten in.

Wat houdt voorbewerken (4 takt) in?

1. Het voorbewerken
Nieuwe woorden moeten op een bepaalde plek in het hoofd van de leerlingen aanhaken  -> woord introduceren met tekst, gebeurtenis, situatie, afbeeldingen.

Wat houdt semantiseren (4 takt) in?

2. Semantiseren (woord uitleggen)
Kernbegrippen en schooltaalwoorden legt de docent uit met een definitie, voorbeeldzin of door het te laten zien. Tijdens de les noemt de docent de woorden geregeld en verwijst naar de tekst.

Wat houdt consolideren in? (4takt)

3. Consolideren (herhalen en verder inslijpen)
Docent laat de leerlingen de woorden herhalen, tijdens de eerste les en later. Vaak hebben lesmethoden zelf goede opdrachten om de woorden opnieuw te gebruiken.

Wat houdt controleren in? (4 takt)

4. Controleren
Na verloop van tijd controleert de docent of alle leerlingen de woorden in hun mentale lexicon hebben opgeslagen. Hulpmiddelen: afbeeldingen, plaatjes uit de methode, zelfgemaakte toets.

Wat is de functie van controleren? (4 takt)

nieuwe kans op consolideren en vaststellen wat de opbrengst van alle inspanningen is.

Een vakdocent doet aan woordenschatuitbreiding: hoe ziet dat eruit? Hoe veel woorden maximaal?

Woordenschatuitbreiding in de vakles moet zo veel mogelijk aan de vakinhoud gekoppeld worden. De docent kiest 6-8 kernbegrippen en algemene schooltaalwoorden per les. De docent schrijft deze woorden aan het begin op het bord.

Noem twee manieren om woordkennis bij een leerling te verdiepen

-> Doorvraagoefening: de docent stelt steeds meer vragen aan dezelfde leerling over hetzelfde woord ->  een hele reeks aan betekenisaspecten van het woord komt naar voren -> worden verbindingen gelegd en er ontstaat verdieping
  • Extra teksten over dezelfde stof Schaduwteksten
-> teksten die min of meer dezelfde informatie bevatten als het oorspronkelijke stuk uit het vakboek, maar die bestemd zijn voor een ander of algemeen publiek. Kan buiten de vakles plaatsvinden.

Wat doen leerlingen zelf om betekenissen te vinden en woorden te leren?

  • Zelfstandige woordleerstrategieën: strategieën die leerlingen kunnen inzetten om de betekenis van onbekende woorden te achterhalen, bijvoorbeeld:
  1. Het woord opzoeken in een woordenboek.
  2. Kijken of delen van het woord misschien al bekend zijn.
  3. Raden of voorspellen van de betekenis met behulp van informatie die in niet-talige context of voorbeelden in de tekst gegeven wordt.
  4. Afleiden van de betekenis uit de directe omgeving van het woord.

Wat moet een leerling ZELF doen om woorden te laten beklijven?

  • Ook voor het beklijven van woorden is het belangrijk dat leerlingen woorden meerdere keren in verschillende contexten tegenkomen en dat zij handelen met de nieuwe woorden:
  • Het opzoeken van woorden in woordenboeken/lijsten.
  • Het koppelen van nieuwe woorden aan bekende woorden.
  • Het koppelen van de nieuwe woorden aan zintuiglijke waarnemingen en emoties  uitspreken, verklanken (op gehoor opschrijven), ezelsbruggetjes

Waar op school kan er het beste aan tekstbegrip worden gewerkt?

Niet bij vak Nederlands -> transfer naar vaklessen moet dan nog gemaakt worden

Succes van leerlingen bij begrijpend lezen is afhankelijk van...

Woordenschat

Welke woorden moet er op school geleerd worden?

CAT: cognitieve academische taalvaardigheid

  • Vooral voor algemene schooltaalwoorden, algemene vaktaalwoorden en de signaalwoorden moet veel tijd geserveerd worden

Tekstbegrip vindt plaats als teksten goed worden begrepen. Maar wat zijn de voorwaaren voor een goede tekst? (7 punten)

  1. Goede structuur en opbouw. Bijvoorbeeld introductie van het onderwerp, behandeling van onderwerp en een afsluiting (conclusie). Niet meer dan 2 onderwerpen
  2. Lengte ook van belang: niet te lange teksten.
  3. Ook juiste afbeeldingen helpen bij tekstbegrip
  4. Lezersgroep moet duidelijk zijn: voor wie is de tekst bedoeld?
  5. Vereenvoudigde teksten dragen niet bij aan tekstbegrip
  6. Expliciete samenhang en verbinding in de tekst: voegwoorden, signaalwoorden etc. niet weglaten maar verbinding zichtbaar maken.
  7. Korte zinnen gebruiken helpt niet, onderschikken en nevenschikken kan gewoon

Wanneer weet je op een leerling een tekst begrepen hebt?

Tekstbegrip blijkt pas na demonstratie van leerling. Er moet een taak of opdracht aan gekoppeld worden. Kan een praktijkopdracht zijn of een verslag. Meerkeuzevragen werkt niet bij tekstbegrip. Een actieve taak werkt het beste: boodschappenlijstje maken, spiekbriefje voor tijdens telefoongesprek, chronologische volgorde etc,.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo