Groei en depressie 1850-1940 - Duitsland, de eerste en tweede Industriele Revolutie

15 belangrijke vragen over Groei en depressie 1850-1940 - Duitsland, de eerste en tweede Industriele Revolutie

1. Wat was Duitsland in 1914?

1. 's Werelds grootste exporteur van staal en chemische producten. Daarnaast leidende positie in productie steenkool, machines, elektrotechnische apparaten, auto's, synthetische garens, plastics, kunstmest.


2. Is de landbouw in Duitsland een stimulans geweest voor de industrialisatie, zoals in Engeland?

2. Nee, want door het bestaansminium van de boeren bleef de vraag naar niet-agrarische producten gering en de kapitaalkrachtige Junkers voelden niets voor investeringen in industrie of infra-structuur.


3. Hoe was het met Duitsland in 1850?

3. Omstreeks 1850 was de traditionele landbouw nog het belangrijkste bestaansmiddel.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart


4. Wat waren twee gunstige ontwikkelingen?

4. Door het Continentaal Stelsel van Napoleon viel de Engelse concurrentie weg, hierdoor snelle ontwikkeling naar modern fabriekssysteem. En in 1834 kwam de Zollverein tot stand, een tolunie. (echter, tot 1854 bleven nog grote gebieden hierbuiten)

5. Wat is nu de oorzaak van de versnelling?

5. Tot 1870 is dat vooral een industrialisatieproces dat lijkt op het Engelse, maar de nadruk ligt meer op spoorwegen, steenkool, zware industrie en minder op textiel. Na 1880 worden er duidelijk nieuwe wegen ingeslagen: Duitsland is het land van de 2e Industriële Revolutie.


6. Wat zijn in dat Duitsland van de 2e Industriële Revolutie de belangrijkste sectoren?

6. Moderne staalproductie en de chemische en elektrotechnische industrie.


7. Tot wanneer bleef de spoorweguitbreiding doorgaan?

7. Tot aan de 1e WO. Hierdoor expandeerden de mijbouw en de ijzerindustrie.


8. Tussen 1850 en 1870 week de Duitse industriële ontwikkeling niet erg af van de Engelse. Toch was er een belangrijk verschil. Wat was dat?

8. De bijdrage van het bankwezen aan de industrie. De banken zijn in Duitsland sterk betrokken geweest bij de opbouw van de industrie. Ook na 1870 in het verdere industrialisatieproces.


9. Het eigen karakter van de Duitse industrialisatie was GEEN gevolg van de eenwording van Duitsland in 1871 Waardoor werd de eigen Duitse dynamiek wel veroorzaakt?

9. Door een samenhangend cluster van een aantal typische kenmerken: de snelle innovaties in de industrie, de bijzondere bedrijfsstructuur met daarin dominerende kartels en grootbedrijven en de invloed van de industriebanken op fusies en management.

10. Wat was vooral belangrijk voor de industriële ontwikkeling?

10.  De innovaties in de staalindustrie. (Bessemerproces, staal goedkoper). Kleurstoffenindustrie, moderne chemische industrie, kunstmest, auto's. Snelle ontwikkeling chemische en elektrotechnische industrie mogelijk doordat tussen universiteiten en bedrijfsleven nauwe samenwerking in laboratioria. Nadruk op Natuurwetenschappen en Techniek, hoog peil. Veel geld naar research.


11. Investeringen in grootschalige bedrijfstakken als mijnbouw, machinebouw, chemische electrotechnische en staalindustrie liggen op heel hoog nivo. Wat gebeurt daardoor?

11. Er ontstonden steeds meer Naamloze Vennootschappen. Industriebanken waren vaak eigenaar, maar zij hadden niet dagelijkse leiding. Er ontstaat scheiding tussen eigendom en management, groepen managers.


12. Hoe wordt dat verschijnsel van die managers genoemd?

12. Managerial Revolution. Die werd extra gestimuleerd door mammoetbedrijven. Onderlinge concurrentie werd uitgeschakeld. In 1910 hele electrotechnische industrie beheerst door slechts twee bedrijven: Siemens en AEG.


14. De Duitse industrialisatie is anders gelopen dan de Engelse, in welk opzicht?

14. Geen drastische vergroting van de agrarische productiviteit maar accent op zware en later chemische industrie, snellere technologische ontwikkeling, geen triomf van de individuele ondernemer maar van kartels en investeringsbanken.


15. Leg de groeitheorie van  Alexander Gerschenkron uit.

15. Het industrialisatieproces in lande na Engeland vertonen veel variatie. Anders dan Rostow is er geen identiek proces met voor elk land dezelfde stadia. Hoe groter de achterstand op de geïndustrialiseerde landen (relative backwardness), des te sneller de industrialisatie. Wet van de remmende voorsprong.


16. Door wie is in Nederland die wet bekend geworden?

16. Door de Nederlandse historicus Jan Romein (1893-1962). Volgense hem zou een economische voorsprong op den duur veranderen in een relatieve achterstand. (verouderd productie-apparaat t.o.v. de nieuwkomers)

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo