Athene en Attika - Economische aspecten - Het debat tussen modernisten, primitivisten en gematigden

184 belangrijke vragen over Athene en Attika - Economische aspecten - Het debat tussen modernisten, primitivisten en gematigden

Welke scholen hielden zich bezig met de aard van de Grieks-Romeinse economie?

De modernisten, primitivisten en gematigden.

Van welke school was de Duitser Eduard Meyer een vertegenwoordiger?

Van de modernisten

Onder welke banier stond volgens Eduard Meyer de maatschappij van Athene?

Onder de banier van het kapitalisme.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Met welke landen in latere tijd was Atheense kapitalisme vergelijkbaar?

Met Engeland in de achttiende en Duitsland in de negentiende eeuw.

Waarom achtte Meyer de parallellie met het achttiende-eeuwse Engeland en het negentiende-eeuwse Duitsland gerechtvaardigd?

Handel en industrie achtte hij net zo hoog ontwikkeld.

Wat was de achtergrond van Meyers visie betrekking tot de vergelijkbaarheid van Het Atheense kapitalisme en het kapitalisme van het achttiende-eeuwse Engeland en het negentiende-eeuwse Duitsland?

Het classicisme.

Waarop moest de Atheense beschaving dan ook zoveel mogelijk lijken?

Die moest zoveel mogelijk op de onze lijken.

Welke perioden spelen in de visie van de modernisten geen rol?

Noch de middeleeuwen, noch het oude Oosten.

Bij welke maatschappij bleef in de modernistische visie de middeleeuwse maatschappij qua ontwikkelingsniveau achter?

Bij die van Athene.

Welke consequentie trekt Meyer uit de vergelijking van de veertiende en vijftiende eeuw met de zevende en zesde eeuw v.Chr. in Griekenland?

Beide perioden zijn een aanloop tot het kapitalisme van Athene respectievelijk van het achttiende- negentiende-eeuwse Europa

Wie verkondigde ten aanzien van het Romeinse keizerrijk een vergelijkbare theorie?

De naar de VS geëmigreerde Rus Michael Rostovtzeff.

Waarop legde Rostovtzeff grote nadruk?

Op de betekenis van handel als bron van rijkdom.

Wat gebeurde volgens Rostovtzeff met het met de handel verdiende geld in het Romeinse keizerrijk?

Dat geld werd uitgeleend en geïnvesteerd in land.

Waarin verschilde volgens Rostovtzeff de kapitalistische ontwikkeling van de oudheid met de moderne kapitalistische ontwikkeling?

Dat de moderne kapitalistische ontwikkeling alleen in kwantiteit en niet in kwaliteit verschilde van de oude.

Welke eigentijdse begrippen werden bijvoorbeeld toegepast op de Romeinse wereld?

Massaproductie, fabrieken, proletariaat, bourgeoisie en kapitalisme.

Welke maatschappijvormen werden door de modernisten gelijkgeschakeld?

Bepaalde maatschappijvormen uit de oudheid met die van het industriële tijdvak.

Vindt de modernistische visie nog steeds aanhangers?

Ja, maar steeds minder.

Vanuit welke veronderstelling opereren de aanhangers van de modernistische visie?

Vanuit de naïeve veronderstelling dat handel nu eenmaal handel is en dat, waar specialisten artikelen fabriceren voor een afzetmarkt, er sprake is van massaproductie, die, net als de industriële opvolger, de hele wereld bedient.

Waaraan gaat de modernistische benadering mank?

Aan een zeer ernstige vorm van anachronisme, de neiging om de structuur van de moderne industriële wereld klakkeloos terug te projecteren.

Op welk feit loopt de modernistische visie meteen stuk?

Op het feit dat in de oudheid en in de middeleeuwen de basis van het economische leven de landbouw was.

Welke gradaties waren er binnen de fundamenteel agrarische wereld in de oudheid en de middeleeuwen aan te wijzen?

Verstedelijking, verambachtelijking en commercialisering.

Wat rechtvaardigt het feit dat men in de oudheid handel, productie en commercie tegenkomt niet?

De projectie van de moderne industriële wereld op de wereld van de oudheid.

Waardoor wordt de agrarische sector qua mankracht en bijdragen aan de nationale rijkdom in de moderne industriële wereld verre overvleugeld?

Door industrie, handel en transport

Van welke school was Moses Finley de onbetwistbare aanvoerder?

 Van de school der primitivisten.

Waarop slaat de term 'primitivisme'?

Op het primitieve karakter dat aan de antieke economie, sociale structuur en economische mentaliteit werd toegeschreven.

Wat karakteriseert volgens de primitivisten de economie op alle niveaus?

Autarkie

Wat betekende autarkie in de voorstedelijke fase van de Griekse en Romeinse geschiedenis voor ieder huis, groot of klein, iedere familie, groot of klein?

Ze voorzien in principe in hun eigen behoeften.

Voor welke producten doet men in de voorstedelijke fase van de Griekse en Romeinse geschiedenis een beroep op rondtrekkende specialisten?

Voor speciale producten, zoals zout of ijzeren voorwerpen.

Als wat voor eenheden zien de primitivisten dorpen en steden in de Griekse en Romeinse wereld als ze er eenmaal zijn?

Als autarkische eenheden.

Waar haalde volgens de primitivisten de doorsneestad in de Griekse en Romeinse wereld levensmiddelen vandaan?

Uit het omringende platteland.

Waar haalde volgens de primitivisten de doorsneestad in de Griekse en Romeinse wereld de doorsneestad niet-agrarische producten vandaan?

Uit kringen van de stedelijke ambachtslieden.

Hoe zien de primitivisten de doorsneestad in de Griekse en Romeinse wereld?

Als een soort super-oikos.

In welke wereld vinden we volgens de primitivisten net zo'n structuur van de steden als in de Griekse en Romeinse wereld?

In de wereld van het oude Oosten.

Wat is volgens de primitivisten een alles overheersende bron van inkomsten?

De landbouw.

Wat draagt volgens de primitivisten slechts marginaal bij tot het nationaal brutoproduct van de economie?

Handel en ambachtelijke productie.

Waardoor zien we volgens de primitivisten weinig handel in producten?

Overal wordt ongeveer hetzelfde geproduceerd.

Wat belemmerde volgens de primitivisten de handel over land?

De zeer hoge transportkosten.

Welke producten worden volgens de primitivisten in zeer bescheiden omvang uitgewisseld?

Speciale luxeproducten.

Waardoor is volgens de primitivisten de markt in luxeproducten klein?

Zowel de oud-Oosterse als de Grieks-Romeinse, bestonden vooral uit slaven of arme boeren, die weinig of niets te besteden hadden.

Hoe groot was de omvang van de meeste steden in de oudheid en het oude Oosten?

Ze zijn klein en op zichzelf betrokken.

Voor wie produceren de meeste steden in de oudheid en het oude Oosten?

Voor eigen behoefte en consumptie.

Hoe zien de primitivisten de markten in de antieke wereld?

Als een verbrokkeld mozaïek van honderden kleine, min of meer autarkische markten.

Waaraan ontlenen volgens de primitivisten de grote steden die er zijn hun rijkdom?

Aan politieke macht.

Waaraan verrijkt Athene zich?

Aan haar zeerijk.

Waaraan verrijkt Rome zich?

Aan het hele Romeinse rijk.

Waaraan danken de oud-Oosterse centra hun rijkdom?

Primair aan de politieke macht van paleis en tempel.

Waarom hebben centra, zoals Athene, Rome en de steden in het oude Oosten importen nodig?

Omdat er teveel mensen zijn om door het omringende platteland gevoed te worden.

Waaruit betalen centra, zoals Athene, Rome en steden in het oude Oosten hun importen?

Uit de gelden die via belastingheffing van buiten binnenstroomt.

Hoe zien de primitivisten in dit verband Rome?

Als een parasiterende en consumerende stad.

Wordt er in Rome dan niets geproduceerd?

Jawel, maar alleen voor eigen consumptie.

Op welke plaatsen treffen we in het Romeinse rijk grote steden die geen centra waren van politiek-fiscale macht aan?

Aan zee of aan rivieren.

Hoe kan men de steden in het Romeinse rijk die aan zee of een rivier liggen aanmerken?

Als havensteden.

Welk vervoer is relatief goedkoop?

Vervoer over water.

Hoe zien de primitivisten de havensteden in het Romeinse rijk?

Als atypische, abnormale gevallen en vooral als doorvoerhavens.

Onder wiens controle zouden doorvoerhavens in het oude Oosten hebben gestaan?

Onder controle van de vorst.

Waarvoor zouden de havens in het oude Oosten afgeschermd zijn geweest?

Voor de rest van de maatschappij.

Op welk transport wordt in het geval van het Romeinse rijk sterk de nadruk gelegd?

Op het transport van via belasting-in-natura bijeengebrachte artikelen (graan, kleding) die door de overheid aan de bevolking van Rome en aan soldaten ter beschikking worden gesteld.

Welke goederen worden in de 'afgeschermde' havens van het oude Oosten aangevoerd?

Goederen die paleis en tempel voor zichzelf en hun aanhangers nodig hebben.

Hoe beschouwen de primitivisten markthandel ter bevoorrading van een vrije markt van koopkrachtige consumenten in Rome en in de legers?

Als 'parasitic on the main line of transport of tax-supplies to either the frontier-area or to to the really large cities'.

Wat voor elites waren de stedelijke, mediterrane elites in wezen?

Land bezittende, agrarische elites, die in de stad woonden.

Waaraan ontleenden de stedelijke, mediterrane elites hun rijkdom?

Aan hun landbezit buiten de stadsmuren.

Wie waren de grote landbezitters in de oude Oosterse wereld?

Paleis en tempel.

Van welk begrip van Rostovtzeff ontkent Finley de bruikbaarheid?

Van het Rostovtzeffiaanse begrip 'stedelijke bourgeoisie.

Waarom kon volgens Finley geen bourgeoisie ontstaan?

Omdat handel en ambachtelijkheid geen echte rijkdom voortbrachten.

Wat voor sociale status hadden volgens de primitivisten producenten en handelaren?

Een lage sociale status.

Wie werkten vaak in de productie- en de handelssector?

Buitenstaanders: mensen die niet tot vrijgeboren burgerij behoorden.

Wie waren in Rome de buitenstaanders?

Vrijgelatenen oftewel ex-slaven.

Welk bewijs levert volgens Finley c.s. de lage sociale status van niet-agrarische beroepsgroepen?

Dat de omvang en de economische betekenis van de niet-agrarische branches gering was.

Wat bedoelen Finley c.s. als ze zeggen dat op het vlak van de mentaliteit de oudheid primitief is?

Dat vooral de economische mentaliteit onderontwikkeld is.

Wat betekent de onderontwikkelde economische mentaliteit in de oudheid volgens Finley c.s. voor het maken van winst?

Men tracht niet via zo rationeel mogelijke calculaties tot een zo groot mogelijke winst te geraken.

Welk boekhoudsysteem hanteerde men in de oudheid niet?

Het systeem van de dubbele boekhouding.

Waarvoor gebruikte men in de oudheid privégelden?

Voor zakelijke doeleinden en andersom.

Waar hield men in de oudheid geen rekening mee als men materiaal aankocht?

Met de afschrijving van het materiaal.

Hoe verantwoordde men in de oudheid loon-in-natura en producten die op het bedrijf werden geconsumeerd?

Die rekende men niet om in geld om ze als uitgaven te rubriceren.

Hoe ging men in de oudheid om met systeem van rationeel calculeren en investeren?

Van dat systeem was men mijlenver verwijderd.

Wanneer ontstond het systeem van rationeel calculeren volgens de Duitse historicus-socioloog Max Weber?

In de late middeleeuwen.

In welk planningsdenken mondde het systeem van rationeel calculeren uit?

In het industrieel-kapitalistisch planningsdenken.

Waarmee vergrootten volgens de primitivisten de rijke renteniers hun rijkdom?

Niet door opvoering van het rendement van de bestaande bezittingen, maar door uitbreiding van de bezittingen.

Welk jargon gebruikte Finley voor renteniers die hun rijkdom vergrootten door uitbreiding van het landbezit?

Die renteniers waren niet productief, maar acquisitief.

Tegen welke perioden zetten de primitivisten het oude Oosten en de oudheid af?

Tegen de middeleeuwen en de daarop volgende pre-industriële Europese periode.

Op wiens kompas voeren de primitivisten bij het afzetten van de oudheid en het oude Oosten tegen de middeleeuwen en het latere pre-industriële Europa?

Op het kompas van Max Weber.

Welk systeem bracht volgens Max Weber de middeleeuwse wereld voort?

Het latere kapitalistische systeem.

Welke handel begon in de middeleeuwen op te bloeien?

De internationale handel.

Wat betekende de internationale handel en de daarop afgestemde productie in de middeleeuwen voor de economie en de arbeid- en beroepsopvatting?

Het betekende het ontluiken van een zekere economische rationaliteit en een sterk motiverende arbeid- en beroepsopvatting.

Wat voor netwerk ontstond er in de middeleeuwen tussen producentensteden?

Een netwerk van grote, gespecialiseerde producentensteden, die consequent voor de export produceerden.

Wie kwamen in de middeleeuwse productiesteden aan de macht?

Een commerciële bourgeoisie aangevuld met rijke entrepreneurs (grotere producenten).

Wat kenmerkten het middeleeuwse handelskapitalisme?

Winstmaximalisatie, een bewust investeringsdenken een een uitgekiende boekhoudkundige begeleiding.

Wiens these speelt op de achtergrond van de gedachten van Weber mee?

De these van de historicus Henri Pirenne.

Waarmee had volgens Pirenne de oorsprong van de middeleeuwse steden te maken?

Met het ontstaan van handel en met de dominante positie van kooplieden in die steden.

Wat voor klasse vormde volgens Pirenne het essentiële karakter van de middeleeuwse Europese bourgeoisie te midden van de rest van de bevolking?

Een geprivilegieerde klasse.

Met welke steden stonden de middeleeuwse steden in een schril contrast?

Met de antieke steden en de hedendaagse steden.

Welke andere wereld bevond zich buiten de poorten van de middeleeuwse stad?

Een wereld, waarin een andere wet gold.

Is Pirennes visie op de middeleeuwse stad nog steeds gemeengoed onder historici?

Nee.

Als wat voor aanjagers beschouwt Braudel de middeleeuwse steden?

Als aanjagers van het kapitalisme.

Ten gevolge waarvan verloren de steden na 1500 hun dynamische rol en werden ze parasitair?

Ten gevolge van de wording van de Europese staten.

Wat kan men inbrengen tegen het feit dat nationale vorstenhuizen en regeringen via centrale belastingheffing geld hebben weggezogen uit het commerciële, entrepreneuriale circuit?

De centrale regeringen brachten dit geld weer in omloop via de aankoop van luxeartikelen, oorlogstuig en de aan de legers te betalen soldij.

Waar werd het soldij en het geld dat via de belastingheffing binnenkwam weer uitgegeven?

In de lokale economische circuits.

Wat gebeurt er macro-economisch gezien met het geld dat door de nationale regeringen is binnengehaald?

Weinig.

Wat voor postulaat is het verstikkende karakter van de nationale regeringen?

Een onbewezen postulaat.

Wat gebeurt er met de economie in de middeleeuwen?

De economie wordt anders, niet minder.

Welke overheid had een veel dwingender fiscale macht dan de latere Europese monarchen?

De centrale keizerlijke overheid van het Romeinse rijk.

Had de fiscale macht van de keizerlijke overheid een verstikkende invloed op de duizenden steden in het Romeinse rijk?

Nee.

Wat kan in het latere pre-industriële Europa de handel bemoeilijkt hebben?

De opkomst van nationale staten met al hun twisten en oorlogen.

Kan uit de opkomst van nationale staten een beslissende vermindering van de stedelijke handelsactiviteiten worden afgeleid?

Dat is maar de vraag.

Als wat voor centra kan men sommige middeleeuwse steden beschouwen?

Als centra van handelskapitalisme.

In welke richting hebben de middeleeuwse stedelijke handelscentra geheel Europa niet meegezogen?

In de richting van een geheel Europa omvattende, internationale markt.

Aan welke netwerken moet men bij de middeleeuwse stedelijke handelscentra denken?

Aan bepaalde netwerken van interregionale handel.

Wat lieten de netwerken van interregionale handel in de middeleeuwen onberoerd?

Grote delen van met name de binnenlanden van Europa.

Hoe zag de mediëvist J. Merrington de middeleeuwse stad?

Niet als een 'non-feudal island or vehicle of kapitalist progress', maar als een wezenlijk onderdeel van feodale orde.

Welke doorbraak sloot in de middeleeuwen de tegenstelling stad en platteland met zijn strikte begrenzingen uit?

Een doorbraak naar industrieel kapitalisme>

Waarvan was het handelskapitalisme van de middeleeuwse stad afhankelijk?

Van de 'continued existence of precapitalist economic forms in the larger society'.

Waarvan was de middeleeuwse stad een bijproduct?

Van een in wezen agrarische wereld en maatschappij.

Met wat voor kapitalisme heeft die rijkdom door de handel in de middeleeuwse stad niets te maken?

Met kapitalisme gedefinieerd als het systeem van productie en commercie van de industriële wereld.

Waarvan waren de steden in de pre-industriële wereld geen aangroeisels?

Van de agrarische wereld.

Wat voor krachtcentrales waren de middeleeuwse steden, zoals Braudel beweerde?

Krachtcentrales die de traditionele wereld uit zijn voegen tilden.

Vanuit welk standpunt is ook Pirennes theorie verouderd?

Vanuit sociaal-historisch standpunt.

Van wie is de middeleeuwse stad niet langer het exclusieve domein?

Van koopman en ondernemer die scherp tegenover de agrarische, buitenstedelijke wereld staat.

Welke theorie over het tot ontwikkeling komen van middeleeuwse stad als marktcentra kwam als eerste op?

De theorie dat een aantal van de vroege middeleeuwse steden als marktcentra voor de afzet van het agrarische surplus van grootgrondbezitters tot ontwikkeling kwam.

Tot welk inzicht kwam men daarna waar het gaat om de herkomst van de middeleeuwse elites?

Dat deze elites in wezen van agrarische herkomst waren.

Wat gebeurde er met het landbezit van de middeleeuwse elites na vestiging in de steden?

Die elites behielden en koesterden hun landbezit.

Door wie lieten de middeleeuwse elites commerciële en ambachtelijke activiteiten verrichten?

Door afhankelijke personen.

In welke categorie steden zijn talloze middeleeuwse steden onder te brengen?

In de categorie van de zogenaamde landsteden (Landstädte).

Wat voor steden zijn landsteden?

Landsteden zijn steden die in nauwe samenhang met het omringende platteland functioneren en zich er bepaald niet tegen afzetten.

Welke categorie middeleeuwse steden bieden de meeste grond tot oppositie stad - land?

De sterk gespecialiseerde middeleeuwse textielsteden.

Wie beheersten in de middeleeuwse textielsteden de stedelijke economie?

Kooplieden en producenten.

Hoeveel middeleeuwse textielsteden waren er?

Ze vormden kwantitatief een minderheid.

Welke neiging zien we ook daar na twee drie generaties met de commerciële rijkdom in de middeleeuwse steden gebeuren?

De neiging om de commerciële rijkdom in land te beleggen.

Hoe leven de tweede en derde door commercie rijk geworden middeleeuwse generaties?

Als 'aristocratische gentlemen'.

Wat deed in de middeleeuwen de 'aristocratiseringstendens' met de kloof tussen stad en platteland.

Het verkleinde die kloof tussen stad en platteland.

Welke dynamiek werd door de middeleeuwse aristocratiseringstendens ontkracht?

Het ontkrachtte de dynamiek van het handelskapitalisme.

Welke krachten en fenomenen waren in de middeleeuwen blijkens de aristocratiseringstendens in wezen zwak en onzeker?

De zogenaamde kapitalistische krachten en fenomenen.

In welke tijd bestonden, behalve in de middeleeuwen, ook gespecialiseerde textielsteden?

In de oudheid en met name in de Romeinse keizertijd.

Hoe manifesteerden de kooplieden zich in de oudheid?

De kooplieden waren rijk én hadden politieke macht.

Over wie zwaaiden de politiek machtige kooplieden in de oudheid de scepter?

Over een heerleger van weinig vermogende producenten.

Waarover beschikken de textielsteden in de oudheid op de top van hun bloei?

Over een groot territorium buiten de stadskern.

Wie bezat in de textielsteden in de oudheid ongetwijfeld land?

De commerciële elite.

Waar heeft het landbezit van de commerciële elite in de textielsteden in de oudheid geen invloed op?

Op de commerciële aspiraties van die elite en op hun winstbeluste mentaliteit.

Hoe moeten we aankijken tegen de traditionele opvatting, volgens welke de middeleeuwse stad scherp wordt afgezet tegen de antieke, mediterrane stad? 

Die opvatting moeten we aanzienlijk relativeren.

Op welke markten opereerden de winstbeluste, zelfstandige kooplieden in de middeleeuwen?

Op interregionale markten.

In wiens handen was in oudere tijden de zeer marginale handel?

In handen van rondreizende kooplui.

Ten opzichte van welke kooplieden waren de rondreizende kooplui in oudere tijden een vernieuwing?

Ten opzichte van de meer van paleis en tempel afhankelijke kooplieden in het oude Oosten.

Wat voor handel dreven deze kooplui in het oude Oosten naast hun negotie voor paleis en tempel?

Privéhandel.

Welke geboorte vond niet plaats met de categorie kooplieden uit de middeleeuwse steden?

De geboorte van het moderne kapitalisme.

Op wat voor model baseren de primitivisten van Finleys school zich in hun contrastdenken?

Op een achterhaald model van de middeleeuwse wereld.

Welke antwoorden moeten we bij Max Webers vragen betrekken?

De recent gegeven antwoorden.

Wat stellen de historici van de school van de gematigden, net als de primitivisten, niet op één lijn met de industriële, kapitalistische wereld?

Welke fase dan ook van de oude mediterrane wereld.

Wat is het grote essentiële strijdpunt tussen gematigden en primitivisten?

De mate van vergelijkbaarheid van de economische en structurele systemen van de oudheid en die van de middeleeuwen.

Hoe zien Weber en Finley de Europese geschiedenis?

Als een drietrapsraket: primitieve oudheid, handelskapitalistische middeleeuwen en industrieel kapitalisme.

Hoe zien de gematigden de Europese geschiedenis?

Als een tweetrapsraket met als eerste trap het systeem van het Romeinse keizerrijk, dat neerstort door de val van het rijk en na een 'Dark Age' (vijfde - negende eeuw) weer begint met de opbouw van de eerste trap, gevolgd door de industriële tweede trap in de negentiende en de twintigste eeuw.

Wat betekenen betwistbare nuanceverschillen tussen de mediterrane en latere pre-industriële wereld voor de eerste trap van de Europese geschiedenis?

Dat men hierin hoogsten een a- en een b-deel onderscheidt.

Welke historici kan men tot de gematigden rekenen?

Keith Hopkins, de Amerikaan John D'Arms en de Duitser T. Schleich.

Over welke grenzen kijken de gematigden in mindere of meerdere mate heen?

Over de grenzen van de oudheid.

Vanuit welke optiek is deze cursus opgezet?

Vanuit de optiek van de gematigden.

Welke verschillen worden in de cursus niet verdoezelt?

De nuanceverschillen die er tussen de auteurs bestaan.

Wat is karakteristiek voor de talloze kleine dorpen en steden in het oude Oosten en in de oudheid?

Autarkie

Aan welke artikelen had iedere stedelijke elite behoefte?

Aan luxetextiel en prestigieuze gouden en zilveren voorwerpen.

Welke vraag rijst hier, als we denken aan de situatie in de ongeveer 3500 kleine stadjes in het Europa van de vijftiende en zestiende eeuw?

In hoeverre die situatie toen anders geweest is?

Welke sector was in het oude Oosten, de Grieks-Romeinse wereld én in de middeleeuwen macro-economisch gezien de belangrijkste, de meest solide en prestigieuze economische sector?

De landbouw

Wat zien we in de oudheid al op het gebied van de handel?

Handelsverbindingen en -stromen tussen bepaalde gebieden.

Door welke macht werden in het oude Oosten de interregionale handelsstromen gestuurd en beheerst?

Door politieke macht

In welke producten zien we een drukke handel in de driehoek Rome -  Zuid-Spanje - Zuid-Frankrijk?

Graan, wijn, olijfolie en vissaus.

Voor wie produceerden en exporteerden in de tijd van het Romeinse rijk de textielsteden?

Voor de koopkrachtige elite in het gehele Romeinse rijk.

Om wat voor goederenstromen gaat het vanuit de textielsteden in het Romeinse rijk?

Om reguliere goederenstromen.

Om het transport van welke goederen ging het beslist niet altijd?

Om het transport van belastinggoederen.

Hoe was het transport in de middeleeuwen en het Ancien Regime?

Zwak.

Wat voor bourgeoisie treffen we in bepaalde ambachtelijke en commerciële steden aan?

Leden van een elite die opereren als scheepsbezitters en eigenaren van werkplaatsen.

Waarnaar wordt met de term 'pseudobourgeoisie' verwezen?

Naar het feit dat in bepaalde antieke steden buitenstaanders de rol van koopman en ondernemer spelen.

Hoeveel vreemdelingen waren er in Athene in de vijfde en vierde eeuw v.Chr. werkzaam in de niet-agrarische sector?

ca. 10.000

Als wat werkten een aantal zeer vermogende vreemdelingen in Athene?

Als handelaar of ondernemer.

Welke groep opereren in Rome her en der in dezelfde sector en verrijken zich eraan?

Vrijgelatenen.

Waarvan kunnen vrijgelatenen in Rome geen lid worden?

Van de stadsraad.

Tot welke elite kunnen kunnen vrijgelatenen in Rome niet doordringen?

Tot de echte, politieke elite.

Welke vrijgelatenen in Rome kunnen dat wel?

Hun (klein)zonen.

Hoeveel zeer vermogende vrijgelatenen waren actief in de Italiaanse havensteden Ostia en Puteoli en in de Spaanse havenstad Barcia (Barcelona)?

Tussen de twee- en driehonderd.

In welke sector zijn de vrijgelatenen in Ostia, Puteoli en Barcia voornamelijk actief?

In de commerciële en entrepreneuriale sector.

Aan wie moesten formeel vrijgelatenen in het Romeinse rijk verplicht een deel van hun verdiensten afdragen?

 Aan hun vroegere baas.

Wat bewijst het feit dat zoveel vrijgelatenen in het Romeinse rijk kans hebben gezien voldoende rijkdom te verzamelen om hun (klein)zonen een financiële basis voor lidmaatschap van de stadsraad te verschaffen?

Dat de sectoren waarin zij werkten veel rijkdom genereerden.

Welke woorden spelen in de beschouwingen van de primitivisten nauwelijks een rol?

Woorden als groei, ontwikkeling en dynamiek.

Wat karakteriseert het best de voorstelling van de antieke en oud Oosterse maatschappij door de primitivisten?

Immobilisme.

Op welke manier willen volgens de primitivisten rentenierende, land bezittende elites rijker worden?

Door 'meer van hetzelfde' te verwerven: land.

Van welke sleutelbegrippen is bij de gematigden sprake?

Van de drie sleutelbegrippen groei, ontwikkeling en dynamiek

Waardoor is volgens de gematigden aan de bevolkingsgroei per definitie een grens gesteld?

Door de landbouw die vóór de uitvinding van de kunstmest beperkt is.

Voor welke perioden geldt volgens de gematigden genoemd plafond van economische en demografische groei in dezelfde mate?

Voor oudheid en middeleeuwen.

Is volgens de gematigden de economische en demografische groei vergelijkbaar met de groei van de industriële maatschappij?

Nee, de industriële maatschappij is definitief door het plafond van de pre-industriële wereld gestoten.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo