Athene en Attika - Economische aspecten - Het debat tussen modernisten, primitivisten en gematigden
184 belangrijke vragen over Athene en Attika - Economische aspecten - Het debat tussen modernisten, primitivisten en gematigden
Welke scholen hielden zich bezig met de aard van de Grieks-Romeinse economie?
Van welke school was de Duitser Eduard Meyer een vertegenwoordiger?
Onder welke banier stond volgens Eduard Meyer de maatschappij van Athene?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Met welke landen in latere tijd was Atheense kapitalisme vergelijkbaar?
Waarom achtte Meyer de parallellie met het achttiende-eeuwse Engeland en het negentiende-eeuwse Duitsland gerechtvaardigd?
Wat was de achtergrond van Meyers visie betrekking tot de vergelijkbaarheid van Het Atheense kapitalisme en het kapitalisme van het achttiende-eeuwse Engeland en het negentiende-eeuwse Duitsland?
Waarop moest de Atheense beschaving dan ook zoveel mogelijk lijken?
Welke perioden spelen in de visie van de modernisten geen rol?
Bij welke maatschappij bleef in de modernistische visie de middeleeuwse maatschappij qua ontwikkelingsniveau achter?
Welke consequentie trekt Meyer uit de vergelijking van de veertiende en vijftiende eeuw met de zevende en zesde eeuw v.Chr. in Griekenland?
Wie verkondigde ten aanzien van het Romeinse keizerrijk een vergelijkbare theorie?
Waarop legde Rostovtzeff grote nadruk?
Wat gebeurde volgens Rostovtzeff met het met de handel verdiende geld in het Romeinse keizerrijk?
Waarin verschilde volgens Rostovtzeff de kapitalistische ontwikkeling van de oudheid met de moderne kapitalistische ontwikkeling?
Welke eigentijdse begrippen werden bijvoorbeeld toegepast op de Romeinse wereld?
Welke maatschappijvormen werden door de modernisten gelijkgeschakeld?
Vindt de modernistische visie nog steeds aanhangers?
Vanuit welke veronderstelling opereren de aanhangers van de modernistische visie?
Waaraan gaat de modernistische benadering mank?
Op welk feit loopt de modernistische visie meteen stuk?
Welke gradaties waren er binnen de fundamenteel agrarische wereld in de oudheid en de middeleeuwen aan te wijzen?
Wat rechtvaardigt het feit dat men in de oudheid handel, productie en commercie tegenkomt niet?
Waardoor wordt de agrarische sector qua mankracht en bijdragen aan de nationale rijkdom in de moderne industriële wereld verre overvleugeld?
Van welke school was Moses Finley de onbetwistbare aanvoerder?
Waarop slaat de term 'primitivisme'?
Wat karakteriseert volgens de primitivisten de economie op alle niveaus?
Wat betekende autarkie in de voorstedelijke fase van de Griekse en Romeinse geschiedenis voor ieder huis, groot of klein, iedere familie, groot of klein?
Voor welke producten doet men in de voorstedelijke fase van de Griekse en Romeinse geschiedenis een beroep op rondtrekkende specialisten?
Als wat voor eenheden zien de primitivisten dorpen en steden in de Griekse en Romeinse wereld als ze er eenmaal zijn?
Waar haalde volgens de primitivisten de doorsneestad in de Griekse en Romeinse wereld levensmiddelen vandaan?
Waar haalde volgens de primitivisten de doorsneestad in de Griekse en Romeinse wereld de doorsneestad niet-agrarische producten vandaan?
Hoe zien de primitivisten de doorsneestad in de Griekse en Romeinse wereld?
In welke wereld vinden we volgens de primitivisten net zo'n structuur van de steden als in de Griekse en Romeinse wereld?
Wat is volgens de primitivisten een alles overheersende bron van inkomsten?
Wat draagt volgens de primitivisten slechts marginaal bij tot het nationaal brutoproduct van de economie?
Waardoor zien we volgens de primitivisten weinig handel in producten?
Wat belemmerde volgens de primitivisten de handel over land?
Welke producten worden volgens de primitivisten in zeer bescheiden omvang uitgewisseld?
Waardoor is volgens de primitivisten de markt in luxeproducten klein?
Hoe groot was de omvang van de meeste steden in de oudheid en het oude Oosten?
Voor wie produceren de meeste steden in de oudheid en het oude Oosten?
Hoe zien de primitivisten de markten in de antieke wereld?
Waaraan ontlenen volgens de primitivisten de grote steden die er zijn hun rijkdom?
Waaraan verrijkt Athene zich?
Waaraan verrijkt Rome zich?
Waaraan danken de oud-Oosterse centra hun rijkdom?
Waarom hebben centra, zoals Athene, Rome en de steden in het oude Oosten importen nodig?
Waaruit betalen centra, zoals Athene, Rome en steden in het oude Oosten hun importen?
Hoe zien de primitivisten in dit verband Rome?
Wordt er in Rome dan niets geproduceerd?
Op welke plaatsen treffen we in het Romeinse rijk grote steden die geen centra waren van politiek-fiscale macht aan?
Hoe kan men de steden in het Romeinse rijk die aan zee of een rivier liggen aanmerken?
Welk vervoer is relatief goedkoop?
Hoe zien de primitivisten de havensteden in het Romeinse rijk?
Onder wiens controle zouden doorvoerhavens in het oude Oosten hebben gestaan?
Waarvoor zouden de havens in het oude Oosten afgeschermd zijn geweest?
Op welk transport wordt in het geval van het Romeinse rijk sterk de nadruk gelegd?
Welke goederen worden in de 'afgeschermde' havens van het oude Oosten aangevoerd?
Hoe beschouwen de primitivisten markthandel ter bevoorrading van een vrije markt van koopkrachtige consumenten in Rome en in de legers?
Wat voor elites waren de stedelijke, mediterrane elites in wezen?
Waaraan ontleenden de stedelijke, mediterrane elites hun rijkdom?
Wie waren de grote landbezitters in de oude Oosterse wereld?
Van welk begrip van Rostovtzeff ontkent Finley de bruikbaarheid?
Waarom kon volgens Finley geen bourgeoisie ontstaan?
Wat voor sociale status hadden volgens de primitivisten producenten en handelaren?
Wie werkten vaak in de productie- en de handelssector?
Wie waren in Rome de buitenstaanders?
Welk bewijs levert volgens Finley c.s. de lage sociale status van niet-agrarische beroepsgroepen?
Wat bedoelen Finley c.s. als ze zeggen dat op het vlak van de mentaliteit de oudheid primitief is?
Wat betekent de onderontwikkelde economische mentaliteit in de oudheid volgens Finley c.s. voor het maken van winst?
Welk boekhoudsysteem hanteerde men in de oudheid niet?
Waarvoor gebruikte men in de oudheid privégelden?
Waar hield men in de oudheid geen rekening mee als men materiaal aankocht?
Hoe verantwoordde men in de oudheid loon-in-natura en producten die op het bedrijf werden geconsumeerd?
Hoe ging men in de oudheid om met systeem van rationeel calculeren en investeren?
Wanneer ontstond het systeem van rationeel calculeren volgens de Duitse historicus-socioloog Max Weber?
In welk planningsdenken mondde het systeem van rationeel calculeren uit?
Waarmee vergrootten volgens de primitivisten de rijke renteniers hun rijkdom?
Welk jargon gebruikte Finley voor renteniers die hun rijkdom vergrootten door uitbreiding van het landbezit?
Tegen welke perioden zetten de primitivisten het oude Oosten en de oudheid af?
Op wiens kompas voeren de primitivisten bij het afzetten van de oudheid en het oude Oosten tegen de middeleeuwen en het latere pre-industriële Europa?
Welk systeem bracht volgens Max Weber de middeleeuwse wereld voort?
Welke handel begon in de middeleeuwen op te bloeien?
Wat betekende de internationale handel en de daarop afgestemde productie in de middeleeuwen voor de economie en de arbeid- en beroepsopvatting?
Wat voor netwerk ontstond er in de middeleeuwen tussen producentensteden?
Wie kwamen in de middeleeuwse productiesteden aan de macht?
Wat kenmerkten het middeleeuwse handelskapitalisme?
Wiens these speelt op de achtergrond van de gedachten van Weber mee?
Waarmee had volgens Pirenne de oorsprong van de middeleeuwse steden te maken?
Wat voor klasse vormde volgens Pirenne het essentiële karakter van de middeleeuwse Europese bourgeoisie te midden van de rest van de bevolking?
Met welke steden stonden de middeleeuwse steden in een schril contrast?
Welke andere wereld bevond zich buiten de poorten van de middeleeuwse stad?
Is Pirennes visie op de middeleeuwse stad nog steeds gemeengoed onder historici?
Als wat voor aanjagers beschouwt Braudel de middeleeuwse steden?
Ten gevolge waarvan verloren de steden na 1500 hun dynamische rol en werden ze parasitair?
Wat kan men inbrengen tegen het feit dat nationale vorstenhuizen en regeringen via centrale belastingheffing geld hebben weggezogen uit het commerciële, entrepreneuriale circuit?
Waar werd het soldij en het geld dat via de belastingheffing binnenkwam weer uitgegeven?
Wat gebeurt er macro-economisch gezien met het geld dat door de nationale regeringen is binnengehaald?
Wat voor postulaat is het verstikkende karakter van de nationale regeringen?
Wat gebeurt er met de economie in de middeleeuwen?
Welke overheid had een veel dwingender fiscale macht dan de latere Europese monarchen?
Had de fiscale macht van de keizerlijke overheid een verstikkende invloed op de duizenden steden in het Romeinse rijk?
Wat kan in het latere pre-industriële Europa de handel bemoeilijkt hebben?
Kan uit de opkomst van nationale staten een beslissende vermindering van de stedelijke handelsactiviteiten worden afgeleid?
Als wat voor centra kan men sommige middeleeuwse steden beschouwen?
In welke richting hebben de middeleeuwse stedelijke handelscentra geheel Europa niet meegezogen?
Aan welke netwerken moet men bij de middeleeuwse stedelijke handelscentra denken?
Wat lieten de netwerken van interregionale handel in de middeleeuwen onberoerd?
Hoe zag de mediëvist J. Merrington de middeleeuwse stad?
Welke doorbraak sloot in de middeleeuwen de tegenstelling stad en platteland met zijn strikte begrenzingen uit?
Waarvan was het handelskapitalisme van de middeleeuwse stad afhankelijk?
Waarvan was de middeleeuwse stad een bijproduct?
Met wat voor kapitalisme heeft die rijkdom door de handel in de middeleeuwse stad niets te maken?
Waarvan waren de steden in de pre-industriële wereld geen aangroeisels?
Wat voor krachtcentrales waren de middeleeuwse steden, zoals Braudel beweerde?
Vanuit welk standpunt is ook Pirennes theorie verouderd?
Van wie is de middeleeuwse stad niet langer het exclusieve domein?
Welke theorie over het tot ontwikkeling komen van middeleeuwse stad als marktcentra kwam als eerste op?
Tot welk inzicht kwam men daarna waar het gaat om de herkomst van de middeleeuwse elites?
Wat gebeurde er met het landbezit van de middeleeuwse elites na vestiging in de steden?
Door wie lieten de middeleeuwse elites commerciële en ambachtelijke activiteiten verrichten?
In welke categorie steden zijn talloze middeleeuwse steden onder te brengen?
Wat voor steden zijn landsteden?
Welke categorie middeleeuwse steden bieden de meeste grond tot oppositie stad - land?
Wie beheersten in de middeleeuwse textielsteden de stedelijke economie?
Hoeveel middeleeuwse textielsteden waren er?
Welke neiging zien we ook daar na twee drie generaties met de commerciële rijkdom in de middeleeuwse steden gebeuren?
Hoe leven de tweede en derde door commercie rijk geworden middeleeuwse generaties?
Wat deed in de middeleeuwen de 'aristocratiseringstendens' met de kloof tussen stad en platteland.
Welke dynamiek werd door de middeleeuwse aristocratiseringstendens ontkracht?
Welke krachten en fenomenen waren in de middeleeuwen blijkens de aristocratiseringstendens in wezen zwak en onzeker?
In welke tijd bestonden, behalve in de middeleeuwen, ook gespecialiseerde textielsteden?
Hoe manifesteerden de kooplieden zich in de oudheid?
Over wie zwaaiden de politiek machtige kooplieden in de oudheid de scepter?
Waarover beschikken de textielsteden in de oudheid op de top van hun bloei?
Wie bezat in de textielsteden in de oudheid ongetwijfeld land?
Waar heeft het landbezit van de commerciële elite in de textielsteden in de oudheid geen invloed op?
Hoe moeten we aankijken tegen de traditionele opvatting, volgens welke de middeleeuwse stad scherp wordt afgezet tegen de antieke, mediterrane stad?
Op welke markten opereerden de winstbeluste, zelfstandige kooplieden in de middeleeuwen?
In wiens handen was in oudere tijden de zeer marginale handel?
Ten opzichte van welke kooplieden waren de rondreizende kooplui in oudere tijden een vernieuwing?
Wat voor handel dreven deze kooplui in het oude Oosten naast hun negotie voor paleis en tempel?
Welke geboorte vond niet plaats met de categorie kooplieden uit de middeleeuwse steden?
Op wat voor model baseren de primitivisten van Finleys school zich in hun contrastdenken?
Welke antwoorden moeten we bij Max Webers vragen betrekken?
Wat stellen de historici van de school van de gematigden, net als de primitivisten, niet op één lijn met de industriële, kapitalistische wereld?
Wat is het grote essentiële strijdpunt tussen gematigden en primitivisten?
Hoe zien Weber en Finley de Europese geschiedenis?
Hoe zien de gematigden de Europese geschiedenis?
Wat betekenen betwistbare nuanceverschillen tussen de mediterrane en latere pre-industriële wereld voor de eerste trap van de Europese geschiedenis?
Welke historici kan men tot de gematigden rekenen?
Over welke grenzen kijken de gematigden in mindere of meerdere mate heen?
Vanuit welke optiek is deze cursus opgezet?
Welke verschillen worden in de cursus niet verdoezelt?
Wat is karakteristiek voor de talloze kleine dorpen en steden in het oude Oosten en in de oudheid?
Aan welke artikelen had iedere stedelijke elite behoefte?
Welke vraag rijst hier, als we denken aan de situatie in de ongeveer 3500 kleine stadjes in het Europa van de vijftiende en zestiende eeuw?
Welke sector was in het oude Oosten, de Grieks-Romeinse wereld én in de middeleeuwen macro-economisch gezien de belangrijkste, de meest solide en prestigieuze economische sector?
Wat zien we in de oudheid al op het gebied van de handel?
Door welke macht werden in het oude Oosten de interregionale handelsstromen gestuurd en beheerst?
In welke producten zien we een drukke handel in de driehoek Rome - Zuid-Spanje - Zuid-Frankrijk?
Voor wie produceerden en exporteerden in de tijd van het Romeinse rijk de textielsteden?
Om wat voor goederenstromen gaat het vanuit de textielsteden in het Romeinse rijk?
Om het transport van welke goederen ging het beslist niet altijd?
Hoe was het transport in de middeleeuwen en het Ancien Regime?
Wat voor bourgeoisie treffen we in bepaalde ambachtelijke en commerciële steden aan?
Waarnaar wordt met de term 'pseudobourgeoisie' verwezen?
Hoeveel vreemdelingen waren er in Athene in de vijfde en vierde eeuw v.Chr. werkzaam in de niet-agrarische sector?
Als wat werkten een aantal zeer vermogende vreemdelingen in Athene?
Welke groep opereren in Rome her en der in dezelfde sector en verrijken zich eraan?
Waarvan kunnen vrijgelatenen in Rome geen lid worden?
Tot welke elite kunnen kunnen vrijgelatenen in Rome niet doordringen?
Welke vrijgelatenen in Rome kunnen dat wel?
Hoeveel zeer vermogende vrijgelatenen waren actief in de Italiaanse havensteden Ostia en Puteoli en in de Spaanse havenstad Barcia (Barcelona)?
In welke sector zijn de vrijgelatenen in Ostia, Puteoli en Barcia voornamelijk actief?
Aan wie moesten formeel vrijgelatenen in het Romeinse rijk verplicht een deel van hun verdiensten afdragen?
Wat bewijst het feit dat zoveel vrijgelatenen in het Romeinse rijk kans hebben gezien voldoende rijkdom te verzamelen om hun (klein)zonen een financiële basis voor lidmaatschap van de stadsraad te verschaffen?
Welke woorden spelen in de beschouwingen van de primitivisten nauwelijks een rol?
Wat karakteriseert het best de voorstelling van de antieke en oud Oosterse maatschappij door de primitivisten?
Op welke manier willen volgens de primitivisten rentenierende, land bezittende elites rijker worden?
Van welke sleutelbegrippen is bij de gematigden sprake?
Waardoor is volgens de gematigden aan de bevolkingsgroei per definitie een grens gesteld?
Voor welke perioden geldt volgens de gematigden genoemd plafond van economische en demografische groei in dezelfde mate?
Is volgens de gematigden de economische en demografische groei vergelijkbaar met de groei van de industriële maatschappij?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden