Het wettelijk systeem en begrippenstelsel - Groep en groepsmaatschappij
3 belangrijke vragen over Het wettelijk systeem en begrippenstelsel - Groep en groepsmaatschappij
Welke vereisten gelden voor het bestaan van een "groep" in de zin van art. 2:24b BW?
2. Organisatorische verbondenheid (aandelenbezit is niet vereist, want zustervennootschappen zijn ook groepsmaatschappijen in de zin van art. 2:24b BW); een feitelijke grondslag kan volstaan;
3. Economische eenheid.
Benoem twee voorbeelden waar sprake van kan zijn indien niet aan "centrale leiding" is voldaan bij een groep.
2. Strategische alliantie: wel organisatorische verbondenheid, maar geen centrale leiding.
3. Joint-venture/samenwerkingsverband: geen van de partners kan centrale leiding uitoefening over de j-v bij gebrek aan beslissende zeggenschap, zeker niet wanneer de samenwerking plaatsvindt obv gelijk en gelijkwaardig aandelenbezit (50%/50%).
Leg uit waar het verschil tussen de facilitaire en obligatoire functie van art. 2:24b BW uit blijkt.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden