Concernfinanciering

8 belangrijke vragen over Concernfinanciering

Wat is een belangrijke reden mbt financiering om een onderneming in concernverband te hebben?

Opname in concernverband biedt de mogelijkheid om als geheel een grotere externe financiering aan te trekken. Banken baseren hun zekerheidspositie namelijk op de executiewaarde van het actief van de groep als geheel.

Leg uit waarom concernfinanciering zowel voor de moeder als voor de dochter een risico met zich kan brengen.

Risico voor de moeder: een centraal systeem van concernfinanciering veronderstelt een beslissende bemoeienis van de concernleiding met haar dochters. Die bemoeienis kan onder omstandigheden (zoals bij selectieve (wan-)betaling) bijdragen aan een succesvolle doorbraak van aansprakelijkheid van schuldeisers van de dochter naar de moeder .

Risico voor de dochter: bij concernfinanciering worden allerlei onderlinge verplichtingen aangegaan, waarbij bepaalde concernvennootschappen zich hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de schuld als geheel dan wel zich als borg daarvoor garant stellen.

Op welke 2 manieren kan een holding (of een speciale financieringsmaatschappij binnen de groep) een beroep doen op de kapitaalmarkt?

1. Door het uitbreiden van het EV van de holding via aandelenemissie;
2. het aantrekken van VV via het uitschrijven van een openbare lening (= het plaatsen van obligaties); of
3. Dmv een onderhandse lening.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat wordt bedoeld met "central cash management"?

Bij central cash management worden de aldus verkregen middelen door de holding binnen de groep uitgezet, vaak in de vorm van een rekening-courantverhouding tussen de moeder en haar dochters. Kenmerkend is dat de dochters geen eigen kredietovereenkomst met de externe financieringsmaatschappij hebben.

--> De holding treedt dus behalve als aandeelhouder ook op als een soort 'concern-interne bank' door het verstrekken van VV aan haar groepsmaatschappijen, tegen de condities van het binnen de groep geldende stelsel van centraal kasbeheer.

Welke benadering van de twee bovenstaande benaderingen verdient uw voorkeur? Leg uit.

Voorkeur (van Bartman) gaat uit naar de nominale benadering omdat de wetsgeschiedenis leert dat naast bescherming van het belang van de vennootschap resp. de aandeelhouders, met deze bepaling evenzeer de bescherming van de wederpartij werd beoogd.

Wanneer de vennootschap (dwz haar bevoegde orgaan, de av) stelt dat de kring van het bevoegdelijk bestuursoptreden via de statutaire doelomschrijving zo ruim is omschreven dat daar ook aansprakelijkstelling voor groepsmaatschappijen onder valt, dan kan die vennootschap zich vervolgens niet t.o. derden op doeloverschrijding beroepen.

Leg uit waarom Bartman kritiek heeft op het oordeel van de HR in Janssen q.q./JVS Beheer.

Volgens Bartman heeft de HR een kans gemist om duidelijkheid te scheppen over de draagplicht. Het laat zich niet met zoveel woorden uit over de vraag of bij de bepaling van de onderlinge draagplicht ook (andere vormen van) indirect profijt een rol kunnen spelen.

Kan een rechtspersoon-bestuurder überhaupt nog een persoonlijk belang in de zin van de wet hebben?

Indien de moeder statutair bestuurders van 1 of meer dochters is, dan zal van een persoonlijk holdingbelang waarschijnlijk geen sprake zijn bij intragroepstransacties of transacties met derden. De Bruil concernexceptie leidt dan niet tot het vermoeden van TB.

Indien een moeder een financieel belang heeft bij een externe wederpartij van een of meer van haar dochters, ligt dit anders: er is dat meer sprake dat een bestuurder zich laat leiden door zijn persoonlijk belang dan aan het belang van de (dochter)vennootschap.

Stel: voor de besluitvorming wordt geconstateerd dat de moeder een persoonlijk belang heeft bij een besluit. Hoe dient hier gevolg aan te worden gegeven?

Gevolg van vaststelling van TB is dat het besluit niet kan worden genomen door het bestuur van de dochter (in het geval er geen andere bestuurders zijn) en de RvC het besluit moet nemen.

Indien deze ontbreekt, dan wordt het besluit uiteindelijk toch genomen door de moeder, maar dan in haar hoedanigheid van enig of meerderheidsaandeelhouder in een a vof bij wijze van besluit buiten vergadering (129 lid 6 jo. 238).

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo