Startpagina / Samenvattingen / VBA Belastingrecht met resultaat / feit-inspecteur-navorderingsaanslag

Algemene wet inzake rijksbelastingen - Aanslagbelastingen

5 belangrijke vragen over Algemene wet inzake rijksbelastingen - Aanslagbelastingen

Wanneer moet de inspecteur de definitieve aanslag opleggen?

Binnen 3 jaar na het ontstaan van de belastingschuld (art. 11 lid 3 AWR). Als een belastingschuld betrekking heeft op een tijdvak, ontstaat de belastingschuld aan het einde van het betreffende tijdvak. De inspecteur kan, op verzoek van de belastingplichtige, uitstel verlenen voor het indienen van een aangifte. De uitsteltermijn verlengt de 3-jaarstermijn met dezelfde periode

Wat is een voorlopige teruggaaf?

Als de belastingplichtige een teruggaaf verwacht, bijv doordat hij negatieve inkomsten uit eigen woning heeft, kan hij aan de inspecteur om een voorlopige teruggaaf verzoeken. Een voorlopige teruggaaf is een voorlopige aanslag

Hoe wordt de voorlopige teruggaaf door de Belastingdienst uitbetaald?

Het wordt maandelijks uitbetaald

Wat is het verschil tussen een navorderingsaanslag en een naheffingsaanslag?

Een navorderingsaanslag heeft betrekking op aanslagbelastingen. Een navorderingsaanslag wordt opgelegd als blijkt dat na het opleggen van de definitieve aanslag de aanslag te laag is vastgesteld. Voor een navorderingsaanslag is doorgaans een nieuw feit vereist.
Een naheffingsaanslag heeft betrekking op aangiftebelastingen. De inspecteur legt een naheffingsaanslag op als de verschuldigde belasting niet of niet volledig is voldaan of afgedragen. Voor een naheffingsaanslag is geen nieuw feit vereist

Kan de inspecteur altijd een navorderingsaanslag opleggen?

Nee. Voor een navorderingsaanslag is een nieuw feit vereist. Dit is een feit dat de inspecteur op het moment van het opleggen van de definitieve aanslag niet kende en ook redelijkerwijs niet kon kennen. Er zijn ook situaties dat de inspecteur kan navorderen ook al heeft hij geen nieuw feit. Dit is het geval als de belastingplichtige dit feit verzweeg en dus te kwader trouw was ten aanzien van dit feit. Daarnaast zijn in art. 16 lid 2 AWR nog enkele situaties opgesomd waarvoor geen nieuw feit vereist is

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

VBA Belastingrecht met resultaat | 9789463170741 | Kees Jacobs

Bekijk samenvatting