De staat in opmars - Variaties in staatsvorming

47 belangrijke vragen over De staat in opmars - Variaties in staatsvorming

1. Waardoor zijn de Europese staten tijdens de vroegmoderne periode met elkaar verbonden?

Door de wapenwedloop.

Hoe kwam het dat alle staten in hetzelfde schuitje zaten?

-Onderlinge vijandigheid.-
-Wapen technologie.
-Hierdoor steeds hogere militaire uitgaven.
Met andere woorden, ze waren verbonden door een wapenwedloop.
Door de onderlinge concurrentie, gingen overheden experimenteren, met wapens, financiële technieken en bureaucratische methoden die ervoor moesten zorgen om de staat te laten overleven.
Lukte dit niet, dan werd je door de andere partijen genadeloos ingelijfd.

Wat waren de overeenkomstige elementen in het staatsvormingsproces van de verschillende landen?

Door hun onderlinge vijandigheid en de vooruitgang op het gebied van wapentechnologie dwongen ze elkaar tot steeds hogere militaire uitgaven.
Verbonden door de wapenwedloop.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Waarvan was keurvorst Frederik Willem van overtuigd?

Dat een gezonde staat alleen gebouwd kon worden op een solide economische basis.

De staten verkeerden in uiteenlopende omstandigheden wat betreft grootte en politieke eenheid. Beschrijf ze.

In westen en oosten:  grote staten

Midden-Europa doorsneden met kleine, zeer kleine staten met stadstaten en federaties, zoals de Zwitserse Confederatie, het Heilige Roomse Rijk, Republiek der Verenigde Nederlanden (slecht geïntegreerde politieke eenheid) De centraal bestuurde staat kwam pas in Napoleontische tijd (Nederlanden) of in tweede helft 19e eeuw (Dld en Italië)

2. Welke gevolgen heeft de wapenwedloop en waarom?


Experimenten op het gebied van:
  • nieuwe wapens
  • financiële technieken
  • bureaucratische methoden


Want wie niet volhield werd ingelijfd door een andere partij.

Wat waren verschillen in vroegmodern Europa?

  • In het westen en oosten van het continent bevonden zich grote staten, in het midden van Europa kleine staten
  • west ontwikkelde zich uit feodale instellingen en tradities, Oost was samengesteld uit amorfe ruimten, minder verstedelijkt.

  • Sommige staten hadden een overwegend agrarische economie en anderen weer een meer commerciële.
  • Sommige landen hadden vanuit de middeleeuwen een sterk monarchaal gezag meegekregen, anderen juist sterk vertegenwoordigende instellingen.
  • Sommige staten waren groot, ander klein.

De uiteenlopende omstandigheden confronteerden regeerder met uiteenlopende mogelijkheden en beperkingen bij het uitstippelen van hun beleid.

Welke steden waren scharnierpunten in het internationale handelsverkeer?

Genua, Florence, Venetië in het zuiden.
Brugge, Gent, Antwerpen en Amsterdam in het noorden

Kenmerken van de staten in Oost-Europa

De staten waren gevormd in grote amorfe ruimten
weinig steden
lage urbanisatiegraad
concentratie op voedsel en grondstoffen tbv het westen

Waarom bezorgden steden als Florence, Venetië , Amsterdam zowel kansen als problemen voor de vorsten?

Geld en goederenstromen waren een bron voor belastingheffing en overheidsleningen.
Door de goed georganiseerde financiële sector in Holland, kon hier tegen de helft van de rente dan die van de Franse koning geleend worden.
De Inningskosten waren door de concentratie van geld, veel lager dan in agrarische gebieden.
Handelskapitaal was mobiel en dat gaf de steden een goede onderhandelingspositie.
Vorsten moesten de steden met fluweel handschoenen aanpakken.

Waren de staten op dezelfde manier toegerust voor de wapenwedloop en geldverwerving? Wat waren de verschillen?

  • Verschil in economie: agrarisch - commercieel.
  • Uit Middeleeuwen sterk monarchaal gezag - sterke vertegenwoordigende instellingen
  • Groot - klein 

De Nederlandse Republiek werd wel eens vergeleken met de koopliedenstaat Venetie, waarom?

Dankzij de gedecentraliseerde bestuursstructuur wogen in de Republiek, en meer in het bijzonder in het machtigste gewest Holland, de handelsbelangen van de stedelijke elite zwaar door.

Venetië was een kooplieden staat. Beschrijf deze staat.

Venetië was een koopliedenstaat, en werd beheerst door stads adel, die gewoon handel bleef drijven.
Venetië had een staatshoofd, een Doge. Deze werd gekozen door de gezamenlijk adelijke families en dit ambt was niet erfelijk.
Elders was handel drijven door de adel verboden, dit gold echter niet voor de Doge. De regeringsposten werden bezet door de adelijke families, ook zij bleven daarnaast handel drijven.

Hoe zat het met de verdeling van de staten over Europa wat betreft grootte?

West en Oost betrekkelijke grote tot zeer grote staten.
Midden: veel kleine tot zeer kleine staten.

4. Hoe zag de situatie eruit in Europa in de vroegmoderne periode?


In het Westen en Oosten: grote tot zeer grote staten.

In het Midden: veel kleine tot zeer kleine staten, lopend van de Lage Landen via de Rijnvallei over Zuid-Duitsland en Zwitserland naar Italië). In deze regio's was er pas sprake van gecentraliseerd bestuur na 1815, Duitsland en Italië zelfs pas na 1850.

Vorsten zagen de staat als de instantie van economische ontwikkeling. Beschrijf de situatie van Brandenburg-Pruisen.

De Hohenzollers, keurvorsten van Brandenburg, erfden in 1614 Pruisen, dat tot dan toe bij Polen gehoord had. Na einde vn Dertigjarige Oorlog 1618-1648 keurvorst Frederik Willem begon aan ambitieus hervormingsprogramma. Stimuleerde mijnbouw, bouwde handelsvloot. 1682 Brandenburgse Afrikacompagnie

Wat was de overeenkomst tussen Venetië en de Republiek?

In de Republiek en het machtigste gewest, Holland wogen handelsbelangen van de stedelijke elites ook zeer zwaar door, dit dankzij de gedecentraliseerde bestuursstructuur.

5. Geef een voorbeeld van een staat uit het Oosten met betrekking tot economische vooruitgang.


Brandenburg-Pruisen.
Na 1650: hervormingsprogramma door Frederick Wilhelm Hohenzollern.

Zijn overtuiging: een gezonde staat is alleen mogelijk op een solide economische basis.
Daarom:

  • stimulatie van de mijnbouw
  • opbouw van een handelsvloot.

Het succes van dit programma blijkt uit de groei van de hoofdstad van Brandburg: Berlijn.
Brandenburg-Pruisen krijgt de reputatie van een autoritaire maar tegelijk moderne regering.

Welke kansen en problemen boden steden aan vorsten

- Geld- en goederenstroom waren kans voor belastingheffing en overheidsleningen. Overheid kon goedkoop geld lenen.
- Handelskapitaal was mobiel en dat gaf steden een sterke onderhandelingspositie.

Wanneer kregen Duitsland en Italië een centraal bestuur?

Pas in de tweede helft van de 19e eeuw.

Wat is het bekendste voorbeeld van een koopliedenstaat?

Venetie

Beschrijf het middengebied van Europa in het licht van de staatkundige variaties

Italië, Rijnvallei, Lage Landen
verstedelijkte gebieden,
Kleinstaaterei,
steden knooppunten van handel en dus van kapitaal.
Genua, Venetië, Brugge, Gent, Antwerpen, Amsterdam
Beheersten economisch een groot achterland; Middellandse Zee, Noordzee.
In de Lage Landen konden de vorsten goedkoop lenen.

Wat was de tweede honderdjarige oorlog?

De strijd om de hegemonie (heerschappij van grotere staat over kleinere) in Europa, tussen Engeland en Frankrijk in de 18e eeuw.(tot 1815).

6. Geef een voorbeeld van een staat uit het westen met betrekking tot economische vooruitgang.


Koopliedenstaat Venetië.
Staatshoofd is de doge:
  • gekozen door de gezamenlijke adellijke families
Alle macht, buiten het ambt van doge, werd collectief uitgeoefend:

  • adel bezet alle belangrijke regeringsposten
  • adel bleef ook gewoon handel drijven
  • dit was elders niet geoorloofd
  • daarom Venetiaanse politiek is afgestemd op de handelsbelangen.


Dit is vergelijkbaar met de Nederlandse Republiek.
Door de gedecentraliseerde bestuursstructuur wogen de handelsbelangen van de stedelijke elites zwaar door in de politiek.

Welke stad is de bekendste koopliedenstad?

Venetië
Maggior Consiglio stadsadel, besturen èn handel drijven
Staatshoofd: Doge, gekozen, verder alle macht collectief uitgeoefend

7. Welke voordelen hadden de grote staten in West-Europa?

  1. Ze waren groot
  2. ze waren gecommercialiseerd.


Ze voerden een mercantilistische politiek.
Dit is een economisch stelsel dat uitgaat van het principe dat de rijkdom van een volk moet worden afgemeten naar zijn voorraad edelmetaal, en daarom uitvoerhandel en industrie bevorderde, met achterstelling van de landbouw.

Welke twee landen kwamen in de achttiende eeuw tegenover elkaar te staan in de strijd om de hegemonie in Europa?

Engeland en Frankrijk.

Alle Europese landen waren met elkaar verbonden door een wapenwedloop. Hierdoor waren overheden bereid om te experimenteren met nieuwe wapens, financieel technieken en bureaucratische methoden.
juist of onjuist?

juist

De grote staten in West-Europa waren groot en gecommercialiseerd. Wat is het voordeel?

Frankrijk en Engeland waren niet de aanzwengelaars van nationale economie meer de exploitanten. De economieën waren agrarisch maar brachten toch voldoende op door hun grootte.
Juist Engeland en Frankrijk streden om de hegemonie in Europa tweede Honderjarige oorlog  tot 1815 definitief verslagen Napoleon.

Wat waren nog meer verschillen tussen Oost en West Europa?

  • West telde veel meer inwoners dan Oost en de Scandinavische landen.
  • De urbanisatiegraad was in West hoger dan die in Oost en Centraal Europa.
  • Oostzeegebied produceerde graan en Hongarije vee voor West Europa's voedselvoorziening.
  • Metalen werden door Rusland, Zweden en hout door Noorwegen en Zweden geleverd aan West Europa.

8. Verklaar waarom de regeringen van Frankrijk en Engeland eerder exploitanten van economische voorspoed waren dan de aanzwengelaars.

  • Hun economie was overwegend agrarisch, maar het economische leven was genoeg ontwikkeld om een behoorlijke belastingopbrengst te genereren.
  • daardoor beschikten ze over een groter budget dan de staten in Oostelijk Europa
  • ze waren ook veel groter dan de staten in de midden-zone
  • de grootte van het land compenseerde het minder ontwikkelde verstedelijkingspatroon


Het is dan ook geen toeval dat Engeland en Frankrijk in de 18e eeuw tegenover elkaar stonden om de hegemonie in Europa.

Het midden van Europa bestond uit een gebied met veel kleine en zeer kleine staten en zeer kleine politieke eenheden. Een geconsolideerde, centraal bestuurde staat zou pas in de Napoleonistische tijd (de Nederlanden) of later (Duitsland) zijn opwachting maken.
juist of onjuist

juist

Aan de groei van welke stad is het succes van de politiek van de Hohenzollerns te zien?

Berlijn

Hoe verkreeg Brandenburg-Pruisen een reputatie van autoritaire en tegelijk moderne regering?

Hohenzollerns, Keurvorsten van armetierig Brandenburg erfden reusachtig Pruisen in 1614. Fredrik Hendrik begon hervormingsprogramma naar voorbeeld van de Republiek om een gezonde staat op te bouwen door een solide economische basis te stimuleren: mijnbouw, handelsvloot, zelfs een Afrika compagnie.
De omstandigheden dwongen hen een nieuwe weg in te slaan.

De staten in het oosten van Europa hadden zich ontwikkeld in grote amorfe ruimten. De bevolkingsgraad was laag, er waren weinig steden en de urbanisatiegraad was laag.
juist of onjuist?

juist

Polen telde in 1600 2 keer zoveel inwoners dan Zweden en 15 keer zoveel als Frankrijk.
Juist of onjuist?

Onjuist. Frankrijk telde 2 keer zoveel inwoners als Polen en 15 keer zoveel als de scandinavische landen.

Welke kansen boden de steden in Middellandse zee- en Noordzeegebied de vorsten?

De geld- en goederenstromen waren een uitgelezen bron voor belastingheffing en overheidsleningen tegen lage rente en lagere inningskosten dan in agrarische gebieden.

Welke problemen ondervonden de vorsten van de steden in Middellandse zee- en Noordzeegebied?

De steden hadden een sterke onderhandelingspositie. Vorsten moesten de steden met fluwelen handschoentjes aanpakken.

Wat het bekendste voorbeeld van een kooplieden staat?

Venetië

Het westen was het meest verstedelijkte gebied van Europa
Juist of onjuist

Onjuist. Het midden was het meest verstedelijkte gebied van Europa, vooral Italie en de Lage Landen.

In de hervormingen boden de steden de vorsten kansen en bezorgden hen problemen. enerzijds waren geld- en goederenstromen een uitgelezen bron voor belastingheffing en overheidsleningen. Maar handelskapitaal was ook mobiel en dat gaf de steden een sterke onderhandelingspositie.
Juist of onjuist

Juist

Hoe zat het bestuur van Venetië in elkaar?

De Maggior Consiglio bestond uit een stadsadel. De doge was staatshoofd, gekozen door de adellijke families. Niet erfelijk. Hiernaast werd alle macht collectief uitgeoefend. De adel bezette alle belangrijkste regeringsposten en bleef ook actief in het zakenleven (wat elders verboden was).

Welk land werd vaak vergeleken met Venetië?

De Nederlandse Republiek

Venetie en De Republiek werden regelmatig met elkaar vergeleken omdat in beide staten de handelsbelangen sterk meewogen.
Juist of onjuist?

Juist. In Venetie werd de Maggior Consiglio (grote raad) beheerst door stadsadel die gewoon handel bleef drijven. In de Nederlandse Republiek wogen den handels belangen zeer zwaar door dankzij de gedecentraliseerde bestuursstructuur.

Frankrijk en Engeland waren exploitanten van economische voorspoed en niet de aanzwengelaars daarvan. Hun economieen waren overwegende agrarisch, maar toch genoeg ontwikkeld om een behoorlijke belastingopbrengst te genereren. De grote omvang van de landen compenseerde de minder sterk ontwikkelde verstedelijking.
Juist of onjuist?

Juist.

Hoe zat de bestuursstructuur van de Republiek in elkaar?

Gedecentraliseerd. Dankzij dit systeem wogen in met name het gewest Holland, de handelsbelangen van de stedelijke elites zwaar.

De grote staten in West-Europa hadden het beste van twee werelden was de opvatting. Welke twee werelden?

Ze waren groot en gecommercialiseerd.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo