Samenvatting: Vegetatiekunde En Ecologie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Vegetatiekunde en ecologie
-
1 Vegetatiekunde
-
1.1.1 De plant en haar standplaats
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Binnen de plantenkunde bestaan er 4 belangrijke onderdelen. Plantenanatomie is het bestuderen van de bouw en vorm planten. Plantenfysiologie is de bestudering van de levenswijze van planten. Plantensystematiek richt zich op het indelen van soorten, geslachten, families, ect. Welke niet genoemde tak houden we ons mee bezig in deze periode?
Plantengeografie. De bestudering van de relaties tussen planten en hun omgeving. -
Planten planten zich voort... Wat maakt dat een plant ergens groeit?
Bereikbaarheid (mobiliteit van een zaadje: wind of water verspreiding).
Kiemingsomstandigheden moet juist zijn.
De abiotische en biotische factoren moeten te handhaven zijn voor de plant. -
Kieming is timing.. Welke factoren spelen daar de belangrijkste rol in?
Milieuomstandigheden. Denk aan vochtgehalte, licht, fysieke ruimte. En dan nog de periode van het jaar. Denk dan aan temperatuur en daglengte. -
Buiten koolstof, water en energie voor forosynthese? Wat heeft een plant nog meer nodig? Bijvoorbeeld uit de bodem.
Nutriënten:- N voor aminozuren en bladgroenkorrels
- P voor energietransport / ATP
- S voor bepaalde aminozuren
- K voor zoutbalans en het openen van huidmondjes
- Ca voor opbouw celwand en stevigheid
- Fe voor het binden van zuurstof in bladgroenkorrels
-
Welke standplaatsfactoren geeft de afkorting VVZZ aan?
- Vochtigheid
- Voedselrijkdom (N en P)
- Zoutgehalte
- Zuurgraad
- Vochtigheid
-
Welke 3 hoofd aanpassingen kunnen planten treffen als het gaat om goed kunnen groeien in één bepaald milieu?
- Levenscyclus (eenjarig, tweejarig, meerjarig, voorjaarsbloeiers)
- morfologie ( waslaag tegen uitdroging, zoutklieren om zout uit te scheiden)
- Fysiologisch (Bijv. Extra suiker en eiwitten aanmaken om osmotische waarde te verhogen)
-
Planten hebben ook relaties tot elkaar, zogenaamde biotische relaties. Welke twee soorten relaties kennen we binnen deze observatie genaamd symbiose?
Parasitisme (echte en halve) enEpifytisme (liaanvormers) -
Symbiose is altijd te minste gunstig voor 1 van de twee planten. Er bestaan er drie vormen van:Parasitisme commensalisme mutualisme Wat zijn de verhoudingen binnen deze vormen van symbiose?
- + versus -
- + versus 0
- + versus +
-
Biotische relaties kunnen ook in de vorm van concurrentie in de natuur voorkomen. Welke tactieken zijn er om niet weg geconcurreerd te worden?
- Het benadelen van elkaar door gebruik van dezelfde bron.
- De vraag is groter dan het aanbod.
-
Biotische relaties tussen planten en dieren en dan voornamelijk plantenetende dieren (herbivorie). Tuurlijk eten herten en andere dieren blaadjes en jonge plantjes (vraat) of lopen ze op jonge plantjes (betreding of tred). Wat doen ze wél vóór planten?
Nutriëntenverplaatsing ( denk aan uitscheiding of frutten in de aarde) en zaadverspreiding/bestuiving.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden