Samenvatting: Vennootschaps- En Rechtspersonenrecht (Aantekeningen)
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Vennootschaps- en Rechtspersonenrecht (aantekeningen)
-
2 Werkcolleges
-
2.1 Werkcollege Vereniging en Stichting
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
Laat hier meer flashcards zien -
Volgens welke schakelbepaling zijn de bepalingen van titel 2 (De vereniging) ook van toepassing voor de Coöperatie en de Onderlinge Waarborgmaatschappij? Met uitzondering van welke artikelen? Mag een coöperatie of een onderlinge waarborgmaatschappij derhalve winst onder haar leden verdelen? Mag een vereniging dat ook?
Art. 2:53a BW. Art. 2:44-2 BW jo. art. 2:26-3 BW (ja). Nee. -
Waar vindt men de hoofdregel voor vertegenwoordiging bij de vereniging? Geef de hoofdregel. Is een individuele bestuurder dus bevoegd de vereniging te vertegenwoordigen? Kan dit wel worden geregeld? Waar?
Art. 2:45-1 BW. Het bestuur vertegenwoordigt de vereniging, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. Nee. Ja. Via statuten (art. 2:45-2 BW). -
Hoe kwalificeert men de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het verenigingsbestuur? Als... Waar vindt men uitzonderingen op deze vertegenwoordigingsbevoegdheid? Geldt derhalve een in de statuten opgenomen beperking van deze bevoegdheid (bijv. een bepaling dat het bestuur slechts bevoegd is tot rechtshandelingen met een beloop van € 5.000) van het bestuur jegens derden?
Onbeperkt en onvoorwaardelijk. Wet. Art. 2:45-3 BW. Nee. -
Nogmaals. Werkt een in de statuten van de vereniging opgenomen beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur jegens derden? Welke werking wordt er wel aan toegedicht? Bij welke beperkingen geldt dit niet? Hebben deze laatste beperkingen derhalve derdenwerking? Noem het relevante wetsartikel.
Nee. Interne werking. Wettelijke beperkingen. Ja. Art. 2:45-3 BW. -
Is het geoorloofd in de naam coöperatief, onderling of wederkerig te voeren terwijl men geen Coöperatie of Onderlinge Waarborgmaatschappij is? Wat kan worden gevorderd? Door wie? Waar vindt men dat terug?
Nee. Dwangsom. Coöperatie of Onderlinge Waarborgmaatschappij. Art. 2:63 BW. -
Voor welke periode wordt een rechtspersoon opgericht? Een rechtspersoon kan ook van 'jas' wisselen. Wat is voor deze omzetting in ieder geval nodig?
Onbepaalde tijd (art. 2:17 BW). Rechterlijke machtiging (art. 2:18 BW). -
Mag een stichting of een vereniging een onderneming drijven? Mogen de winsten vervolgens verdeeld worden onder de leden respectievelijk het bestuur? Een stichting mag geen uitkering doen aan anderen, tenzij...
Ja. Nee (art. 2:26-3 jo. 2:285-3 BW). De uitkeringen een ideële of sociale strekking hebben. -
Kunnen de leden van een coöperatie worden aangesproken voor schulden van de rechtspersoon? Welke regels gelden in het algemeen voor bij rechtspersonen betrokken natuurlijke personen (noem de artikelen)? Wanneer is het mogelijk dat leden van een coöperatie toch aansprakelijk worden gesteld voor de schulden?
Nee. Art. 3:276 jo. 2:5 BW. Ontbinding (art. 2:55 BW). -
3 Belangrijke leerstukken
-
3.3 Personenvennootschappen
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.3
Laat hier meer flashcards zien -
Welke elementen vormen samen de maatschap?
1. Verdeling van het voordeel. 2. Inbreng. 3. Samenwerking (affectio societatis). 4. Overeenkomst. -
Wat wordt verstaan onder de voor een maatschapscontract vereiste affectio societatis?
Samenwerking op voet van gelijkheid (als vennoot of compagnon).
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden