Samenvatting: Verbintenissen Uit De Wet En Schadevergoeding | 9789013126044
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding | 9789013126044
-
1 Algemene inleiding
-
1.2.1.2 Verschillende verbintenissen uit de wet
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2.1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Welke verbintenis uit de wet wordt veruit als belangrijkste beschouwd?
In de praktijk is de verbintenis tot schadevergoeding die voortvloeit uit eigen onrechtmatig handelen (art. 6:162 BW) de belangrijkste verbintenis uit de wet. -
Wat is een kenmerkend verschil tussen de verbintenissen uit de wet en de verplichting voortvloeiende uit een overeenkomst?
Het rechtsgevolg van een tweezijdige rechtshandeling is beoogd, terwijl dat bij de schadevergoedingsverplichting uit onrechtmatige daad irrelevant is. -
1.3.1 Samenloop met andere rechtsfiguren binnen het vermogensrecht
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wanneer kan er sprake zijn in het vermogensrecht van samenloop?
Samenloop zal zich vooral voordoen indien een contractuele verplichting geschonden wordt (art. 6:74 e.v. BW) ende vraag gesteld wordt of dit niet tevens als een onrechtmatige daad moet worden aangemerkt. -
1.3.2 Verhouding tot het strafrecht
-
Waarin verschilt zaakbeschadiging ex Art. 350 Sr van een vordering tot schadevergoeding ex art. 6:162 BW?
In het strafrecht gaat het om de strafbaarheid van een gedraging en de strafbaarheid van de dader, terwijl in het civiele recht - waar het gaat om onrechtmatig gedrag- de schadeplichtigheid voorop staat. -
Kan in het civiele recht iemand verantwoordelijk worden gehouden voor schade zonder dat er sprake is van schuld?
In het civiele recht gaat het niet om leedtoevoeging maar is het streven de schade bij degene te leggen die verantwoordelijk is voor het ontstaan ervan. Zelfs als hem geen schuld treft, kan het toch gerechtvaardigd zijn om niet het slachtoffer met de schade te laten zitten, maar deze schade naar de dader te verplaatsen. -
1.4.2 Over schuld, fout en risico's
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.4.2
Laat hier meer flashcards zien -
Waar verwijzen de termen 'schuld' en 'risico' naar?
De termen schuld en risico verwijzen mede naar de verschillende grondslagen van een in de wet neergelegde aansprakelijkheidsbepaling. -
Wat is het verschil tussen schuldaansprakelijkheid en risicoaansprakelijkheid?
Schuldaansprakelijkheid staat voor aansprakelijkheid voor eigen fouten, terwijl risicoaansprakelijkheid gebruikt wordt voor het toerekenen van gevolgen (mede) op basis van andere criteria dan de eigen fout. -
1.4.3 Doel en funcite van het aansprakelijkheidsrecht
-
Wat is het doel en functie van het aansprakelijkheidsrecht?
Het aansprakelijkheidsrecht is gericht op het bepalen in welke gevallen schade moet worden verplaatst van het slachtoffer naar degene die de schade heeft berokkend of die daarvoor verantwoordelijk is. -
2.2.3 De wilsvertrouwensleer
Dit is een preview. Er zijn 8 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2.3
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe noemen we het stelsel van 3:33 en 3:35 BW? Leg dit stelsel ook uit.
Het stelsel wat bedoelt wordt in de bovenste vraag is de wilsvertrouwensleer. De wilsvertrouwensleer wordt geacht te bestaan tussen 3:33 en 3:35 BW. De wederpartij heeft gerechtvaardigd mogen vertrouwen opdat de wil van de andere partij zich heeft geuit door een verklaring daarvan. Wanneer de wil en de verklaring uiteenlopen ligt het aan de omstandigheden van het geval of er een verbintenis is ontstaan. Heeft de wederpartij uit verklaringen van de andere partij gerechtvaardigd mogen vertrouwen dat de verklaring gebaseerd was op de wil dan is er een verbintenis ontstaan. -
Waarom kun je stellen dat het uiteenlopen van de verklaringen (in de context van de wilsvertrouwensleer) situationeel en rationeel is bepaald?
Omdat het in de gegeven omstandigheid gaat om de betekenis die beide partijen toekennen aan de verklaring die is gegeven. Dat kan ook zo zijn wanneer de letterlijke betekenis iets anders is, maar beide partijen hetzelfde begrijpen.
Bijvoorbeeld wanneer A en B overeenkomst sluiten tot de huur van de eerste verdieping, maar ze bedoelen allebei de begane grond. Dan geldt alsnog art. 3:33 BW omdat ze beide de veronderstelling hebben op de begane grond. Wanneer A of B een andere betekenis aan het woord hecht zal 3:33 BW niet gelden.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden