Samenvatting: Verbintenissenrecht 2 - Nieuw
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Verbintenissenrecht 2 - nieuw
-
1 Week 1 - totstandkoming
Dit is een preview. Er zijn 46 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Welke vier theorieën hebben betrekking op de wil en de verklaring? Welke gebruiken wij anno nu in ons recht?
- De wilsleer;
- De verklaringsleer;
- De vertrouwensleer; en
- De wilsvertrouwensleer.
Wij gebruiken de wilsvertrouwensleer. - De wilsleer;
-
Wat moet degene die zich op een geestelijke stoornis beroept, kunnen aantonen?
- De geestelijke stoornis (150 Rv);
- Dat deze stoornis negatief uitpakt voor de gestoorde
- De geestelijke stoornis (150 Rv);
-
Aan welke vereisten moet zijn voldaan om een succesvol beroep op art. 3:35 BW te realiseren?
- Er is een verklaring of gedraging van de persoon tegen wie het gerechtvaardigd vertrouwen gebruikt wordt;
- Deze verklaring is door de wederpartij opgevat als een tot haar gerichte verklaring van een bepaalde strekking;
- De wederpartij mocht deze verklaringen onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs ook zo opvatten.
- Er is een verklaring of gedraging van de persoon tegen wie het gerechtvaardigd vertrouwen gebruikt wordt;
-
Welk criterium voor de uitleg van overeenkomsten houden we in het algemeen aan?
Het Haviltex-criterium: het komt aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. -
Zijn opschortende en ontbindende voorwaarden en tijdsbepalingen altijd toegestaan?
Nee; zie art. 3:38 en 3:85 BW -
Hoe moet een rechtshandeling onder opschortende of ontbindende voorwaarde of tijdsbepaling ongedaan worden gemaakt?
Door art. 6:24 BW -
Hoe heet de publiekrechtelijke tegenhanger van volmacht?
Mandaat (10:2 Awb) -
Wat gebeurt er als je een rechtshandeling uitvoert op grond van volmachtverlening door een handelingsonbekwame?
De rechtshandeling die de gevolmachtigde doet is op dezelfde wijze nietig, geldig of vernietigbaar als wanneer zij door de onbekwame zelf is verricht. -
De wederpartij krijgt bescherming wanneer zij heeft aangenomen en redelijkerwijze mocht aannemen dat er een (toereikende) volmacht was verleend. Aan welke vereisten moet daarvoor worden voldaan?
Art. 3:62 lid 2 BW:- Het moet gaan om een rechtshandeling die in de naam van een ander wordt verricht;
- Er moet een wederpartij aanwezig zijn;
- Die door een verklaring of gedraging van een ander;
- Heeft aangenomen en redelijkerwijs mocht aannemen dat er een toereikende volmacht was.
-
Is art. 3:62 lid 2 BW in beginsel rechtstreeks van toepassing als iemands handtekening wordt vervalst?
Nee; er wordt geen verklaringafgelegd in de naam van een ander.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden