Uitleg en aanvulling overeenkomsten - Vragen conform zelftoets

3 belangrijke vragen over Uitleg en aanvulling overeenkomsten - Vragen conform zelftoets

Juist of onjuist:

a. De belangrijkste aanvullende bron van verbintenissen is de wet.

b. De rechtspraak kan de artikelen 6:2 en 6:248 BW van overeenkomstige toepassing verklaren in gevallen waarvoor dit niet is voorgeschreven (bijv. in de onderhandelingsfase).

c. Een gewoonte is te omschrijven als een gedragslijn die algemeen en bij herhaling wordt gevolgd.

a. Juist.
b. Juist.
c. Juist.

Juist of onjuist:

d. Een bestendig gebruikelijk beding is geen aanvullende bron van verbintenissen, want het wordt in artikel 6:248 BW niet genoemd.

e. De billijkheid staat volgens de wet als aanvullende rechtsbron op één lijn met de wet, het bestendig gebruikelijk beding en het gebruik.

f. De aard van de overeenkomst is eveneens een aanvullende bron voor een leemte in de wet.

d. Onjuist: het bestendig gebruikelijk beding is niet genoemd in artikel 6:248 BW, doch kan deel uitmaken van de afspraak tussen partijen door de werking van de artikelen 3:33-35 BW.

e. Artikel 6:248 BW kent geen prioriteit toe aan hetzij de wet, gewoonte of redelijkheid en billijkheid. De Parlementaire Geschiedenis (Boek 6, blz. 31) meldt dat het aan de rechter is overgelaten hoe deze aanvullende bronnen zich verhouden. Deze stelling is dus vanuit de wet en de PG niet met stelligheid te beantwoorden.

f. Onjuist: de aard van de overeenkomst is geen zelfstandige aanvullende rechtsbron.

Juist of onjuist:

g. Bij het vaststellen van de inhoud van een overeenkomst doet een bestendig gebruikelijk beding slechts verbintenissen tussen contractanten ontstaan, voor zover deze hun rechtsverhoudingen niet volledig hebben geregeld.

h. Een wetsbepaling die aanvullend recht bevat, kan onder bepaalde omstandigheden een uitdrukkelijke partijafspraak opzijzetten.

i. Een standaardregeling (art. 6:214 BW) is van dwingend recht.

g. Juist: een bestendig gebruikelijk beding kan echter slechts gelden door de wil en verklaringen van beide partijen. Dat is niet het geval bij de andere bronnen van aanvullend recht.

h. Onjuist: een uitdrukkelijke partijafspraak prevaleert immer boven een aanvullende wetsbepaling.

i. Onjuist: volgens artikel 6:214, vijfde lid, BW kunnen partijen in hun overeenkomst van een standaardregeling afwijken (voor afwijking kan echter een bepaalde vorm voorgeschreven zijn).

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo