Determinanten van een actieve leefstijl

19 belangrijke vragen over Determinanten van een actieve leefstijl

Beschrijf de essentie van de Theory of Reasoned Action (TRA).

De intentie van mensen geeft een indicatie in hoeverre planning en inzet mensen willen investeren in hun prestaties van toekomstig gedrag. Deze intentie wordt bepaald door attitude tegenover gedrag en subjectieve waarden. Iemands intentie om bepaald gedrag te vertonen gaat voor aan het echte gedrag. Attitude: mening over gedrag, is het positief/negatief gedrag. Subjectieve waarden: is er sociale druk om bepaald gedrag te vertonen.

Noem vier kritiekpunten op de Theory of Reasoned Action.

- Het model gaat maar 1 kant opà dus kan de relatie niet andersom bepalen.
- Het model is alleen op cognities gebaseerd, en niet op andere belangrijke factoren. De mens wordt als redelijk wezen gezien, geen rekening gehouden met affectieve reacties.
- Het voorspelt gedrag op basis van gedragsintentie op een bepaald moment.
- Te weinig aandacht besteed aan de meting van gedrag.

De Theory of Reasoned Action is de voorloper van de Theory of Planned Behavior (TPB). Welke beperking van de Theory of Reasoned Action wordt opgelost door de Theory of Planned Behavior?

Bij de theory of planned behavior wordt de perceived behavioral control toegevoegd, wat inhoud dat het ook uitmaakt of iemand zelf het idee heeft dat hij inlvoed kan uitoefenen op het vertonen van gedrag. In hoeverre acht iemand zichzelf in staat bepaald gedrag te vertonen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Waarom is het van belang om het concept ‘Perceived Behavioral Control’ op te nemen in de Theory of Planned Behavior’?

PBC is belangrijk, want het onthuld de persoonlijke en omgevingsfactoren die het gedrag beïnvloeden. Hierbij wordt rekening gehouden met verschillende situaties en acties, waardoor perceived behavioral ook verschilt per situatie. Als je bijvoorbeeld een positieve attitude hebt en je wordt door je omgeving ook gestimuleerd bepaald gedrag te vertonen kan dit op zichzelf niet leiden tot gedrag en gedragsintentie, je moet ook het idee hebben dat je in staat bent dit gedrag te vertonen voordat er echt een gedragsintentie ontstaat.

Biddle et al. (2007) geven aan dat ‘self-efficacy’ op vier manieren kan toenemen (of afnemen); geef van iedere manier een praktijkvoorbeeld uit de sport.

Eerdere succes en prestatie-ervaringen -> eerdere gewonnen of verlies wedstrijden.
Imitatie en modellering -> iemand die even goed is als jou zien winnen van de tegenstander waar je ook tegen moet.
Verbale en sociale druk -> vrienden en kennissen die allemaal komen kijken naar je wedstrijd en er van uit gaan dat je wint.
Waarnemingen van fysieke staat -> hoe fit je je voelt.

In de ‘Self-Determination Theory’ (SDT) is het onderscheid tussen ‘control’ en ‘autonomy’ van belang. Geef kort aan wat volgens Biddle et al. (2007) het onderscheid is tussen beide begrippen.

Autonomie gaat erover in hoeverre het gedrag vrijwillig is, controle gaat erover in hoeverre personen prestaties kunnen beïnvloeden tot de gewenste uitkomst.

Stel je hebt een bewegingsstimuleringsprogramma ontwikkeld, bijvoorbeeld voor hardlopen. Hoe zou je iemand ‘opporren’ die extrinsiek is gemotiveerd is om aan je programma mee te doen? Splits de instructies uit voor iemand die gekenmerkt kan worden als ‘Extrinsiek gemotiveerd, introjection’.

Je moet benadrukken dat degene een schuld- of schaamtegevoel krijgt als deze niet komt trainen. Je kan bijvoorbeeld iemand opporren door te zeggen als je nu niet eens komt trainen word je nog dikker.

Benoem de vaakst genoemde motieven van volwassen om fysiek actief te zijn.

Gezondheid, gewichtscontrole, je in goede vorm voelen, het gevoel hebben iets bereikt te hebben, spanning laten gaan.

Wat zijn de vaakst genoemde motieven om te stoppen met fysiek actief zijn?

Interesseverlies, te weinig tijd (tijd voor andere dingen nodig), werk gerelateerd, op de kinderen passen.

Wat kan ten grondslag liggen aan de uitlopende resultaten van onderzoek naar de motieven en barrières om te bewegen?

Men kan alleen ‘oppervlakkige’ redenen bedenken bij het noemen van waarom ze gaan sporten of waarom ze minder zijn gaan bewegen.

Leg uit waarom Biddle en Mutrie (2008) de voorkeur geven aan de term ‘adherance’ en niet aan de term ‘compliance’.

Compliance werd vroeger gebruikt om aan te geven dat mensen een soort programma moesten volgen, hier zit een verplichting in verwerkt. Adherence gaat over het simpelweg wel of niet volgen van een sportprogramma. Hier zit geen verplichting aan vast.

Het transtheoretisch model (TTM) bestaat uit vijf (soms zeven) fasen, zie Tabel 6.1. Bedenk adequate Nederlandse equivalenten voor de vijf fasen.

Voorbeschouwing
Overpeinzing
Besluitvorming
Actie
Onderhoud

Het is niet zo gemakkelijk om inzicht te krijgen in hoeveel mensen zich in een bepaalde fase bevinden. Leg uit waarom het niet eenvoudig is om dat te achterhalen.

Omdat het eraan ligt hoe het criterium van een bepaalde fase wordt gedefinieerd.

Leg uit waarom Biddle en Mutrie (2008) een onderscheid maken tussen ‘stages of change’ en ‘processes of change’.

De stages of change verwijzen naar de tijdelijke patronen van gedragsverandering. De processes of change zijn er voor om te onderzoeken waarom en hoe deze tijdelijke shift plaatsvind, deze informatie is belangrijk voor interventies.

Er is discussie over de vraag of het TTM een lineair model is of een discontinu model; wat is het standpunt van Biddle en Mutrie (2008)? (Betrek in je antwoord de bevindingen van Marshall en Biddle (2001), een studie die wordt besproken op p. 126.)

Het lijkt volgens mij wel op een discontinu model. Marshall en Biddle zeggen namelijk dat ‘stage membership’ afhankelijk is van fysieke activiteit, self-efficacy, voor- en nadelen en veranderingsprocessen. Een discontinu model houdt in dat een variabele voorspelt om anders te zijn dan in verschillende stadia.

Met name de tweede fase van het ‘natural history model of exercise’ is onderzocht. Leg uit wat het onderzoek naar de eerste en derde fase van het ‘natural history model of exercise’ bemoeilijkt.

Ze weten nog te weinig over redenen om te gaan sporten of juist redenen om hiermee op te houden, en hebben soms moeite met het definieren van bepaalde constructen die te maken hebben met de fasen.

Fasen: 

1: Moving from being sedentary to adopting physical activity and exercise.
2: Maintaining involvement in physical activity and exercise.
3 + 4: Ceasing involvement in physical activity and exercise.
5: Resuming physical activity and exercise after previously ceasing participation.

Bespreek (uitgaande van het ‘natural history model of exercise’) de rol van ‘reinforcement’ bij het handhaven van een actieve leefstijl.

De rol van reinforcement bij het handhaven van exercise is dat wanneer hierdoor de ‘exercise’ volgehouden kan worden. Dit zijn dus positieve gevoelens met betrekking tot exercise. Gevoelens gerelateerd aan het goed voelen en plezier hebben zijn belangrijker om actief te blijven dan zorgen over de gezondheid.

Bespreek (uitgaande van het ‘natural history model of exercise’) de rol van ‘self-regulation’ bij het handhaven van een actieve leefstijl.

Doelen stellen zijn effectief bij korte termijn gedragsveranderingen, net zoals ‘self-monitoring’. Het proces van het overwegen van voor- en nadelen van exercise is ‘self-regulating’.

Het ‘lifespan interaction model of exercise adherence’ van Dishman benadrukt dat het al dan niet hebben van een actieve leefstijl wordt beïnvloed door psychologische, biologische/gedragsmatige en sociologische determinanten. Waarom ‘sleept’ Dishman er zoveel bij? Wat is een belangrijk nadeel van Dishmans werkwijze?

Hij wil niet te gesimplificeerde conclusies trekken. De complexiteit van het proces om wel of niet te gaan sporten moet namelijk  niet onderschat worden. Dishman wou een framework creëren om de multifactoriële bouw van fysieke activiteit te begrijpen.
Een nadeel is dat we het model vanwege de complexiteit niet kunnen testen.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo