Startpagina / Samenvattingen / Class notes - Verdieping sport- en exercisepsychologie / gedrag-overtuigingen-ouder

Kinderen in de sport

Q: Vat de onderzoeksresultaten met betrekking tot het ‘peer-created’ motivatieklimaat samen. Bespreek de praktische implicaties van deze bevindingen.

Het zelfvertrouwen is hoger in het taakklimaat dan in het egoklimaat, onafhankelijk van de self-efficacy van de atleet. Sociale acceptatie van leeftijdsgenoten en een taakklimaat onder leeftijdsgenoten dragen bij aan een hoger self-esteem. Een taakklimaat van zowel de coach als leeftijdsgenoten draagt ook bij aan meer plezier. Een hoger taakklimaat onder peers zorgt ook voor meer succes. Een egoklimaat door leeftijdsgenoten zorgt niet voor meer angst (wel door de coach). Je bereikt sport commitment door een taakklimaat (van zowel coach als peer), beter worden in je taak en verbondenheid en support van teamgenoten.

11 belangrijke vragen over Kinderen in de sport

Stel je doet een praktijkonderzoek naar de ‘Coach Effectiveness  Training (CET)’. Welke effecten van de training verwacht je?  Motiveer je antwoord aan de hand van de literatuur.

In verschillende studies wordt gevonden:
·Meer beloning voor goede prestaties en inzet. Met meer aanmoediging reageren op fouten en met minder straffende reacties
·Coaches worden meer gewaardeerd en worden gezien als betere trainers
·De kinderen hebben meer plezier, hogere social support en meer
self-esteem
·Minder prestatieangst
Lagere drop out aan het begin van het volgende seizoen

Welke twee categorieën worden onderscheiden in de CBAS, en  wat is het onderscheid tussen deze twee?

Reactief gedrag en spontaan gedrag. De eerste is reacties direct op het gedrag van een speler/team en spontaan gedrag komt van de coach en is géén reactie op een voorgaande gedraging.

Beschrijf de ‘task-involving’ en ‘ego-involving’ dimensies van het  motivatieklimaat dat wordt gecreëerd onder leeftijdgenoten (‘peer-created’ motivatieklimaat). Geef voorbeelden van elke dimensie.

Task-involving gaat over de beloning van inspanning en persoonlijke vooruitgang. Het gedrag wordt beoordeeld naar hun eigen niveau en fouten zijn een deel van het leren. Het heeft te maken met positieve motivationele uitkomsten, zoals plezier, prestatieverbetering en –voldoening.

Ego-involving benadrukt vergelijking met anderen en is gericht op prestatie. Een ego-klimaat wordt in verband gebracht met angst, onaangepaste bronnen van vertrouwen, niet-functionele attributies, conflicten binnen een team en angst om te presteren.

Vat de onderzoeksresultaten met betrekking tot het ‘peer-created’ motivatieklimaat samen. Bespreek de praktische implicaties van deze bevindingen.

Het zelfvertrouwen is hoger in het taakklimaat dan in het egoklimaat, onafhankelijk van de self-efficacy van de atleet.
Sociale acceptatie van leeftijdsgenoten en een taakklimaat onder leeftijdsgenoten dragen bij aan een hoger self-esteem. Een taakklimaat van zowel de coach als leeftijdsgenoten draagt ook bij aan meer plezier. Een hoger taakklimaat onder peers zorgt ook voor meer succes.
Een egoklimaat door leeftijdsgenoten zorgt niet voor meer angst (wel door de coach).
Je bereikt sport commitment door een taakklimaat (van zowel coach als peer), beter worden in je taak en verbondenheid en support van teamgenoten.

Bespreek manieren om het ‘peer-created’ motivatieklimaat te beïnvloeden zodat het motivatieklimaat meer taakgeorienteerd wordt.

Volwassenen moeten zorgen dat er een taakgericht klimaat wordt gecreëerd, waarbij bijv. samen vaardigheden leren, elkaar aanmoedigen (op basis van self-referenced criteria) en gezamenlijke doelen stellen hiervoor kunnen zorgen.

Vat in je eigen woorden het ‘Model of parental influences on children’s motivation and achievement’ van Fredricks & Eccles (2004) samen.

Waarden en algemene en kind-specifieke overtuigingen van de ouder hebben invloed op het gedrag van de ouder naar en met het kind. Dit heeft invloed op de waarden en overtuigingen van het kind, wat weer invloed heeft op de prestaties en het gedrag van het kind.

Beschrijf je eigen sportbeoefening als kind, en bijbehorende uitkomsten, aan de hand van het model ‘Model of parental influences on children’s motivation and achievement’ van Fredricks & Eccles (2004).

Toen ik geboren werd was mijn vader nog fanatiek sporter. Hierdoor liep ik als klein kind al veel op het korfbalveld, ik mocht mee naar trainingen en ging bij wedstrijden van mijn vader kijken met mijn moeder. Ik had het hier zo naar mijn zin dat ik op mijn vijfde ook ben begonnen met korfballen. Dit doe ik nog steeds intensief en met veel plezier. Sport is voor mij zeer belangrijk, als ik niet sport voel ik me daar niet goed bij.

Wat is het verschil tussen algemene overtuigingen en kind- specifieke overtuigingen van ouders? Noem van elk type overtuigingen ook twee voorbeelden uit het model

Algemene overtuigingen zijn overtuigingen die gegeneraliseerd zijn, bijv. geslachtsgerichte stereotypen en efficacy overtuiging. Kind-specifieke overtuigingen zijn de toepassing van de algemene overtuigingen op een specifiek kind. Voorbeelden hiervan zijn de waarneming van de interesse van het kind en de waarneming van de mogelijkheden van het kind.

Noem voorbeelden van modererende variabelen uit het hoofdstuk over de invloed van ouders op sportdeelname, sportgedrag en sportbeleving van kinderen.

Modererende variabelen zijn variabelen die de relatie beïnvloeden, de pijl is op het verband gericht.

Ouders mening over asociaal gedrag → moreel oordeel zoon/dochter

Geslacht ouder → moeders mening belangrijkst voor jongere kinderen, meningen van teamgenoten het belangrijkst voor oudere kinderen.

Noem voorbeelden van mediërende variabelen uit het hoofdstuk over de invloed van ouders op sportdeelname, sportgedrag en sportbeleving van kinderen.

Mediërende variabelen zijn variabelen die het mechanisme beschrijven, waardoor het verband ontstaat.

Ouders hechten meer waarde aan deelname zoon/dochter → zoon/dochter vertoont meer inzet → zoon/dochter presteert beter

Mediërende variabele = zoon/dochter vertoont meer inzet

Achievement goal oriëntatie van de ouder → perceptie van het kind van de achievement goal oriëntatie van de ouder → achievement goal oriëntatie van het kind

Mediërende variabele = perceptie van het kind van de achievement goal oriëntatie van de ouder

In het hoofdstuk van Horn en Horn wordt onderscheid gemaakt in verschillende aspecten van gedrag van ouders. Noem de aspecten en geef een voorbeeld van elk.

Twee dimensies:
1. responsief (gevoeligheid, aanvullend, en betrokkenheid tonen);
2. veeleisendheid (ouders hebben hoge verwachtingen en houden toezicht op de activiteiten van het kind)

Baumrind:
Een gezaghebbende opvoedingsstijl is er een die hoog scoort op beide dimensies; een nalatige stijl is er een die is laag scoort op beide.
Een autoritaire opvoedingsstijl is hoog in veeleisendheid en laag in responsiviteit, en een toegevende stijl is hoog in responsiviteit, maar laag in veeleisendheid.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

Verdieping sport- en exercisepsychologie

Bekijk samenvatting

Een unieke studie- en oefentool
Nooit meer iets twee keer studeren
Haal de cijfers waar je op hoopt
100% zeker alles onthouden

Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding

Kinderen in de sport

11 belangrijke vragen over Kinderen in de sport

Stel je doet een praktijkonderzoek naar de ‘Coach Effectiveness Training (CET)’. Welke effecten van de training verwacht je? Motiveer je antwoord aan de hand van de literatuur.

Welke twee categorieën worden onderscheiden in de CBAS, en wat is het onderscheid tussen deze twee?

Beschrijf de ‘task-involving’ en ‘ego-involving’ dimensies van het motivatieklimaat dat wordt gecreëerd onder leeftijdgenoten (‘peer-created’ motivatieklimaat). Geef voorbeelden van elke dimensie.

Vat de onderzoeksresultaten met betrekking tot het ‘peer-created’ motivatieklimaat samen. Bespreek de praktische implicaties van deze bevindingen.

Bespreek manieren om het ‘peer-created’ motivatieklimaat te beïnvloeden zodat het motivatieklimaat meer taakgeorienteerd wordt.

Vat in je eigen woorden het ‘Model of parental influences on children’s motivation and achievement’ van Fredricks & Eccles (2004) samen.

Beschrijf je eigen sportbeoefening als kind, en bijbehorende uitkomsten, aan de hand van het model ‘Model of parental influences on children’s motivation and achievement’ van Fredricks & Eccles (2004).

Wat is het verschil tussen algemene overtuigingen en kind- specifieke overtuigingen van ouders? Noem van elk type overtuigingen ook twee voorbeelden uit het model

Noem voorbeelden van modererende variabelen uit het hoofdstuk over de invloed van ouders op sportdeelname, sportgedrag en sportbeleving van kinderen.

Noem voorbeelden van mediërende variabelen uit het hoofdstuk over de invloed van ouders op sportdeelname, sportgedrag en sportbeleving van kinderen.

In het hoofdstuk van Horn en Horn wordt onderscheid gemaakt in verschillende aspecten van gedrag van ouders. Noem de aspecten en geef een voorbeeld van elk.

Samenvattingen die gerelateerd zijn aan Kinderen in de sport

Class notes - Verdieping sport- en exercisep…

Exploring humans an introduction to the phil…

Psychologie & sociologie : basiscursus

sheets

Leren veranderen

Overheidsfinanciën

Hoofdzaken socialezekerheidsrecht

Handboek van het Nederlandse staatsrecht

Van de BV en de NV

Socialezekerheidsrecht

Schets van het Nederlandse arbeidsrecht

Internationaal publiekrecht in vogelvlucht

Stel je doet een praktijkonderzoek naar de ‘Coach Effectiveness  Training (CET)’. Welke effecten van de training verwacht je?  Motiveer je antwoord aan de hand van de literatuur.

Welke twee categorieën worden onderscheiden in de CBAS, en  wat is het onderscheid tussen deze twee?

Beschrijf de ‘task-involving’ en ‘ego-involving’ dimensies van het  motivatieklimaat dat wordt gecreëerd onder leeftijdgenoten (‘peer-created’ motivatieklimaat). Geef voorbeelden van elke dimensie.