Quiz 20a
10 belangrijke vragen over Quiz 20a
1. Wie zei het tegen wie?
"wat hebt gij mij gedaan? Ik heb u genomen om mijn vijanden te vloeken: maar zie, gij hebt hen doorgaans gezegend."
2. Wie zei het tegen wie?
"misschien zullen aan de vijftig rechtvaardigen vijf ontbreken; zult Gij dan om vijf de ganse stad verderven?"
3. Wie zei het tegen wie?
"waarom is deze zalf niet verkocht voor driehonderd penningen en de armen gegeven?"
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
4. Wie zei het tegen wie?
"neem dit knechtje henen en zoog het mij; ik zal u uw loon geven."
5. Wie zei het tegen wie?
"nog één ding ontbreekt u; verkoop alles wat gij hebt en deel het onder de armen."
6. Wie zei het tegen wie?
"wij hebben een droom gedroomd en er is niemand die hem uitlegge."
7. Wie zei het tegen wie?
"waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat gij mij kent, daar ik een vreemde ben?"
8. Wie zei het tegen wie?
"Ziedaar water, wat verhindert mij gedoopt te worden?"
9. Wie zei het tegen wie?
"wat zal men met die man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft?"
10. Wie zei het tegen wie?
"Laat ons toch in de hand des Heeren vallen, maar laat mij in de hand van mensen niet vallen."
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden