Samenvatting: Vetten

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Vetten

• 1 Vetten

  Dit is een preview. Er zijn 8 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• Indelingsmogelijkheden chemisch/fysisch:

  Mate van verzadiging:
  

  • aanwezigheid dubbele binding
  • geen dubbele binding= verzadigd vet
  • één dubbele binding= verzadigd vet

   Plaats van dubbele binding:
  
  

  • nummer van c-atoom met de eerste dubbele binding 
  • omega 3,6,9 vetzuren

  Aantal dubbele bindingen 
  Cis-/trans isomerie:
  

  • cis= aan dezelfde kant van elkaar
  • trans= tegenovergestelde kanten van elkaar

• Chemische kenmerken fosfolipide:

  • Lijkt op triglyceride met vetzuurketens
  • Bezit fosfaatgroep (=polair deel)
  • Werkt als emulgator op het gensvlak

• Chemische kenmerken sterolen (cholesterol, vit. D):

  • Onderdeel van membranen
  • Bouwsteen voor galzuren
  • Bouwsteen voor steroïd hormonen (geslachtshormonen en corticoïden)

• Fysische kenmerken (bij kamertemperatuur):

  Olie/vloeibaar vet:
  

  • meestal plantaardig
  • (meervoudig) onverzadigd
  • visolie is dierlijk en sterk onverzadigd (bevat omega-3-vetzuren)

  Vast vet:
  

  • meestal dierlijk
  • cacao en koos leveren ook vast vet op
  • verzadigd vet (compact)
  • stabieler van onverzadigd vet 
    

• Waarom worden vetten en oliën gebruikt bij voedselbereiding?

  • structuurelement
  • smaakmaker of geven van een goed mondgevoel
  • drager van geur- en smaakstoffen 

• Wat zijn de 3 fasen in vetvertering?

  1. emulgering in dunne darm - vet verdelen in kleinere bolletjes - vergroting oppervlak
  2. vetvertering met lipase komt uit alvleesklier
  3. vorming micellen om vetafbraakproducten oplosbaar te maken en naar de darmwand te brengen  

• Waarom is de vorming van micellen essentieel?

  Nodig om de juiste hoeveelheden emulgatoren te bepalen en het hele proces goed te laten verlopen met de juiste pH-waarde

• Wat is het nut van lipoproteïnen?

  Transporteren van:
  

  • Exogeenvet (gemaakt van darmcellen uit voedingsvetten)
  • Endogeenvet (gemaakt van lever)

  Transport naar:
  

  • perifere plaatsen (spieren, celmembranen)
  • opslagplaatsen van vet (vetweefsel)

    

• Kenmerken LDL (slechte cholesterol):

  • ontstaat in de bloedbaan
  • rijk aan cholesterol
  • vervoert cholesterol naar de weefsels als art, bloedvaten en hersenen

• Kenmerken HDL (goede cholesterol):

  • gemaakt in de lever
  • begin: lege mantel 
  • verder: gevuld met overtollig cholesterol dat afgevoerd moet worden