Oplossingen - bijzondere eigenschappen van vloeistoffen - microbiologische kwaliteit en conservering

13 belangrijke vragen over Oplossingen - bijzondere eigenschappen van vloeistoffen - microbiologische kwaliteit en conservering

Welke toedieningsvormen moeten aan steriele eisen voldoen?

- parenteralia
- oogheelkundige preparaten
- preparaten voor brandwonden
- beschadigde huid
- oordruppels voor de inwendige gehoorgang

Welke specificaties die in de Europese Farmacopee zijn opgenomen gelden voor niet steriele toedieningsvormen?

Preparaten voor lokaal gebruik op de huid, in de neus-of keelholte, in de uitwendige gehoorgang.
- per ml (of per g)
< 10 2 bacteriën; geen Pseudomonas aeruginosa;
geen Staphylococcus aureus;
< 10 enterobacteriën

Preparaten voor oraal en rectaal gebruik.
- per ml (of per g)
< 10 3 aërobe bacteriën;
< 10 2 schimmels of gisten;
geen Eschericia coli

Deze eisen beperken dus het totale aantal micro-organismen en sluiten de aanwezigheid van bepaalde bacteriën uit.

Wat voor soort water wordt er gebruikt voor vloeibare toedieningsvormen?

Hiervoor wordt voornamelijk gedemineraliseerd water gebruikt. Zolang de apparatuur continue in gebruik is, bestaat er weinig kans op besmetting. Als er geen water over de kolommen gevoerd wordt, kunnen de harsen gecontamineerd raken. Als opslag van water noodzakelijk is, moet er de nodige aandacht besteed worden. Evt wordt het water voor gebruik door filtratie gezuiverd.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Waarom is het toevoegen van conserveermiddelen belangrijk?

De contaminatie is direct na bereiding beperkt, maar de contaminatie zal door groei van micro-organisme kunnen toenemen. Het toevoegen van een conserveermiddel kan dit risico voorkomen. De functie verschilt in dit geval wel van die bij injectievloeistoffen en oogdruppels. Daar moeten micro-organismen die evt tijdens het gebruik binnendringen gedood worden. Een bacteriocide werking is in die gevallen vereist.

Welke factoren hebben invloed op de werkzaamheid van een conserveermiddel?

- PH
- aanwezigheid van andere stoffen
- bewaartemperatuur
- de concentratie van het conserveermiddel (evt ook v/d ws)
- de aard v/d infectie
- de mate van contaminatie

Hoe kan de invloed van PH het beste gedemonstreerd worden en wat is de verklaring hiervan?

Deze kan het beste gedemonstreerd worden aan de hand van een conserveermiddel als benzoëzuur of sorbinezuur. Bij een lage PH zijn de zuren praktisch niet in ionen gesplitst en dat bevordert de antimicrobiële werking. Bij een stijgende PH neemt de dissociatie van deze stoffen toe en daarmee vermindert de antimicrobiële werkzaamheid.

De verklaring hiervan is dat het vrije niet gedissocieerde zuur lipofiel is en dat maakt de opname door de bacteriewand mogelijk.

Wanneer neemt de werkzaamheid van een conserveermiddel toe?

Bij hogere temp neemt de werkzaamheid van een conserveermiddel toe, zoals bij een chemische reactie. Maar terwijl bij een chemische reactie de temperatuurcoëfficiënt (de toename van de reactiesnelheid bij een temp verhoging van 10 graden) ca 2 a 3 is, is hij bij een microbiologisch proces meestal veel hoger. Een temperatuurcoëfficiënt van 6 bv is geen uitzondering bij conserveermiddelen. Daar staat tegenover dat bij hogere temp ook de groeisnelheid toeneemt.

Wat is de beste temp om vloeistoffen te bewaren?

Je kunt vloeistoffen het beste bij kamertemp bewaren. Bij hogere temp tot circa 35 graden is de groeisnelheid zeer hoog en kan een microbiële besmetting door het conserveermiddel heen groeien. Bij lagere temp van bv 5 graden staat de groei vrijwel stil en heeft het conserveermiddel geen effect.

In de ph. Eur is een test op het conserverend vermogen beschreven, wat betekend dat ?

Monsters van het preparaat worden geënt met 5 verschillende micro-organismen die niet in een preparaat mogen voorkomen.
De bacteriën:
- Staphylococcus aureus
- Pseudomonas aeruginosa
- Eschericia coli
De schimmel:
- Aspergillus niger
De gist:
Candida albicans
Op gezette tijden worden kiemgetallen bepaald en is aangegeven welke reductie hiervan minstens vereist is. Ook wordt na langere tijd (28 dagen) nog een telling gedaan om te zien of er geen resistentie is opgetreden. Dit zou te zien zijn aan een hernieuwde toename van het kiemgetal.

Welke alcoholen wel en niet in preparaten voor op de huid?

In een concentratie van 20% zijn ethylalcohol en propylalcohol bacteriostatica, oplossingen van 70% zijn bactericide (huiddesinfectans). In hogere concentratie neemt de werkzaamheid af omdat er aan de micro-organismen water wordt onttrokken waardoor zij beter bestand worden tegen allerlei invloeden.

Welke alcoholen wel en niet in preparaten voor oraal gebruik?

In orale preparaten kan alleen ethanol worden gebruikt (alleen niet te veel), methanol is te toxisch en propanol smaakt te slecht. Ook glycerol is voor oraal gebruik niet aan te raden. In de concentratie die voor een bacteriostatische werking nodig is (>20%) werkt het laxerend.

Welke alcoholen wel en niet in preparaten voor uitwendig gebruik?

In preparaten voor uitwendig gebruik kunnen propanol of isopropanol worden toegepast. Benzylalcohol wordt als conserveermiddel gebruikt in een concentratie van 1 á 2 %.

Welke meerwaardige alcoholen zijn wel of niet bruikbaar?

Glycerol en propyleenglycol zijn bruikbaar. Glycerol is alleen voor oraal gebruik niet aan te raden. In de concentratie die voor een bacteriostatische werking nodig is (>20%) werkt het laxerend. Propyleenglycol werkt al bacteriostatisch in een concentratie van 10%. Beide worden veel voor lokaal toe te passen preparaten gebruikt.
Ethyleenglycol is uitermate toxisch en heeft in het verleden dodelijke ongevallen veroorzaakt (verkrijgbaar als antivries)

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo